Straf kreeg zo menigmaal linde, veldmuis,
varken, wegens omvallen, graanvraat of iets
ergers. Nu verwoesting heilig verklaard, ben
jij, roest, zilver en jij, veldleeuwerik
zanger en balling. Heen ging menige
vogelveer, maar jij, frêle verdwijnpunt, stijgt en
daalt nog aan de hemel ook belt geworden:
haard van ruwgevederde rook en geur.
Jij, laatste rebel! Beraam je nog iets bij
de kluisters van roet en steen, vliegroutes
van niets naar nergens, de Zadkine-zangen met
uitgehakt hart? Sta ons bij, klein verenpak.
Houd met halm en aar hoog de lantaren
van de goudglans van eeuwen, gloed en geloof.
(H.H. ter Balkt, út: Laaglandse hymnen, 2003)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten