Elsevier,
25 augustus 2001
ONTDEKKINGSREIS
LANGS DE DONAU; VAN DE FORELLENTEMMER IN OOSTENRIJK TOT DE
GANZENHOEDSTERS VAN DE KARPATEN
Overal
in het oude Oostenrijk-Hongarije heerst al het nieuwe keizerrijk: de
Europese Unie. Met magie, en met subsidies. De Donau is de ‘grote
integrator’: de rivier verbindt de schittering van Wenen met de
steekmuggen van het Roemeense Moldova Noua. ‘De grens tussen West
en Oost bestaat niet.’
ABE
DE VRIES in Bratislava (Slowakije)
Neem
in het Zuid-Duitse Passau de E35 langs de rechteroever van de Donau,
sla in het Oostenrijkse Engelhartszell rechtsaf, en twaalf
haarspeldbochten verder is daar het 'forellencircus' van de 85-jarige
Karl Luger. De man die vissen traint met behulp van kattenworst en
regenwormen.
De
watermolen naast zijn huis is een klein museum van het
boerengezinsleven. Luger noemt zijn handgedraaide Singer-naaimachien
een 'zenuwenkalmeringsapparaat'. De forellen – de circusartiesten -
zwemmen in een met roosters afgezet en met planken bedekt beekje. Er
is een 'kleuterschool' voor de jonkies en een 'rusthuis' voor een
twaalfjarige forel. De meestertemmer houdt een ring half in het water
en laat een wormpje bungelen: een forel springt, botst op een bal –
doelpunt. Slotstuk van het variété is een kraaiende haan op zijn
hoofd-met-pet. 'Ach, hoe snel vergeten zijn de mooie uren,' zingt
Luger.
GOUDGLANS
Iets
van weemoed hoort bij de Donau sinds Oostenrijk-Hongarije, 'de eerste
Europese unie', uiteenviel in 1918, twee jaar nadat Karl Luger was
geboren. De rivier was Oostenrijk-Hongarije. Over de
veelvolkerenstaat tussen Duitsland, Rusland en de Zwarte Zee hangt de
laatste jaren een zachte goudglans. Bewonderaars zien een voorloper
van de Europese Unie, evenzeer een eenheid-in-verscheidenheid. Het
rijk onderdrukte zijn minderheden, maar probeerde het nationaal besef
in de rijksdelen ook met economische prikkels en een professionele
bureaucratie te beteugelen. 'Oostenrijk is geen staat, geen
vaderland, geen natie. Het is een religie,' schreef Joseph Roth
(1894-1939), de auteur van Radetzkymars, de belichaming van
Oostenrijk-Hongarije. Voor zijn werk is in Nederland, Duitsland en
Frankrijk hernieuwde aandacht, en daar zijn behalve literaire ook
politieke redenen voor. De Europese Unie moet slagen waar het
Oostenrijk-Hongarije van Joseph Roth faalde: in het vinden van een
gemeenschappelijke noemer voor heel die Midden-Europese
verscheidenheid.
Nu
de EU over enkele jaren oostwaarts uitbreidt, is de Donau in de
woorden van Heinrich Heine weer de 'grote integrator' ; de
'hoofdstraat van Europa' volgens de Hongaarse schrijver György
Konrad. Wat vinden de bewoners van deze straat van de Europese Unie,
waarvan ze binnenkort deel zullen uitmaken? Wat verwachten ze van de
EU?
PAARDENSCHEDELS
Reizen
langs de Donau is reizen door een historisch laboratorium van
integratie en uitsluiting, oorlog en vrede. Tweede stop: het slot
Werfenstein in het dorp Struden. De Donau, die vroeger op deze plaats
gevaarlijk kolkte, is getemd tot een kringelende watermassa. Dynamiet
heeft de klippen geruimd en de bedding tussen de bergen verbreed. De
burcht, een dertiende-eeuws verdedigingswerk tegen invallers uit het
oosten, torent uit boven het water. Hier was het fascisme in de kiem
aanwezig. Op Werfenstein hees de uitgetreden benedictijner monnik
Lanz von Liebenfels in 1907 de eerste hakenkruisvlag. Hij was
hoofdredacteur van het anti-semitische, door Hitler gelezen blad
Ostara, en 'aartsprior' van zijn Orde van de Nieuwe Tempel. De
kapmutsen verheerlijkten blonde Germanen en vonden andere menstypen
'vernegerd'. Het Oostenrijkse verleden drukt zwaar op Struden.
De
burcht is privébezit. Brigitte Feistl, een rijzige Weense, blijkt
een gastvrije kasteelvrouwe. Zij en haar man Anton, een koopman,
kochten de ruïne drie jaar geleden. 'Om karmische redenen ben ik
hier graag,' zegt ze. De eerste man van haar moeder is in Mauthausen
vermoord. 'Hij was een verzetsstrijder.' Eerst was de familie bezorgd
dat er neonazi's zouden komen, maar dat valt mee. De Feistls wonen in
een nieuwe bungalow, die tussen de gerestaureerde kasteelmuren is
ingeklemd. De rotstuin, waar destijds paardenschedels aan de bomen
hingen en de Germaanse goden werden vereerd, is veranderd in een
rozenhofje.
Op
naar Wenen, bonbon van het 'tusseneuropa, om even de smaak van de
nieuwe Europese Unie te proeven. De rit gaat door de opgeruimde, wit
en geel geschilderde dorpjes van de golvende Wachau. In Wenen krijgt
de Donau pas allure. Vanaf de Donautoren valt op hoe de barokke
wereldstad van de rivier een soort Heilige Drie-eenheid heeft
gemaakt. In een lus door de binnenstad stroomt het oude water, smal
en ingemetseld als een Amsterdamse gracht. Een tweede oude tak neemt
een noordelijke bocht, waar de zwembaden van de vakbonden zijn en de
villa's van de elite. Tussen beide armen in dringt het zilveren
Donaukanaal zich breed en kaarsrecht naar het oosten.
Wenen
is de vergrote Unie in het klein. Een stad van immigranten: er wonen
en werken honderdduizenden Serviërs, Kroaten, Slowaken, Hongaren,
Roemenen, Bulgaren en Albanezen. Midden-Europees Wenen weet dat de
Unie eraan komt, en vindt dat een fijn gevoel. Op het terras van het
Edwardiaans ingerichte Café Schwarzenberg aan de Kartnerring - zo'n
etablissement waar een besteld pakje sigaretten geopend op een
schoteltje wordt geoffreerd - zegt de Bulgaarse ijzervlechter Stefan
Dimitrov met veel nadruk dat hij de uitbreiding van de EU eine
tolle Sache
vindt, een geweldige zaak. 'De Bulgaren zullen er profijt van
hebben,' zegt hij. Maar hoe precies, dat weet hij niet. Hij is
tenslotte geen politicus.
BRATISLAVA
Geen
troostelozer aanblik dan de Donau die langs een bedrijventerrein
stroomt. Het oosten begint bij de eerste de beste landweg van Wenen
naar Burgenland, zo heette het in de negentiende eeuw. Een betere
markering is de zestig kilometer verderop gebouwde Novy most, de
futuristische brug over de Donau in de Slowaakse hoofdstad
Bratislava, dat de Weners nog altijd Pressburg noemen. De dubbele
schotel op hoge poten doet denken aan robots die de wereld
verwoesten. In Bratislava wordt de rivier onrustig.
Sinds
hun afscheiding van Tsjecho-Slowakije in 1993, onder leiding van de
populist Vladimir Meciar, noemen de Slowaken zichzelf de jongste
natie van Europa, maar ze zijn van alle Midden-Europese volken ook
het meest enthousiast over de Unie. Een collectie kindertekeningen in
het Informatiecentrumvan de EU is het resultaat van een prijsvraag
waaraan 149 scholen meededen. 'Europa is mijn huis,' was het motto.
Zonlicht. Kikkers.
Een
Ark van Noach met alle Europese naties aan boord. Slowaakse kinderen
zijn dol op de EU. Aan de overkant van de straat hangt het
reclamebord van het reisbureau Balkan Holidays nog met één schroef
aan de muur.
Brussel
regeert Slowakije al: met de belofte van welvaart, met subsidies, met
propaganda, met de aanleg van een pro-Europees wegennet in de hoofden
van de Slowaken. Bijvoorbeeld de koppen van Lukas Borzik en Andrej
Priehoda, die gitaar en viool spelen tegenover het
Karmelietenklooster - dat met Europees geld wordt opgeknapt. Tegen de
donkere muren klinken de Slowaakse volksliedjes extra in zichzelf
gekeerd en melancholiek. Volgende week willen de straatmuzikanten in
Wenen spelen, ze wachten op een werkvergunning. Lukas: 'Europa is een
oud continent, waar mensen elkaar altijd hebben ontmoet en zich
gemengd.' Andrej: 'De grens tussen West en Oost bestaat niet. Het is
iets dat mensen in hun hoofd hebben gehaald.’
Het
hydrografisch station op de kade bij het hotelschip Gracia geeft een
watertemperatuur van 17,1 graden Celsius, bij een waterstand van 349
centimeter. Op de bankjes onder de bomen zitten rugzakkers in de
schemering te zoenen. De zon is allang onder zeil als de River Cloud,
een plezierboot uit Basel, nog dwars op de rivier ploegt en stampt om
te keren. Exact 2460 kubieke meter water per seconde stroomt in
Bratislava door de Donau. Het schip wordt als een tak door de stroom
meegevoerd.
HONDENTRAINING
Langs
de E575 ten zuidoosten van de stad kleuren zonnebloemen het land
geel. Voor 1918, en weer van 1938 tot 1945, hoorden de boeren in deze
vlakke streek bij Hongarije. Zoals zoveel stadjes in Midden-Europa
vertelt ook Vel'ky Meder - nog steeds etnisch-Hongaars - een wrede
geschiedenis. Een reisgids meldt dat er duizenden Servische
krijgsgevangenen uit de Eerste Wereldoorlog te ruste zijn gelegd.
Het
oorlogskerkhof blijkt moeilijk te vinden. De begraafplaats van 5135
doden – slachtoffers van tyfus en cholera - blijkt een klein
grasveldje, weggestopt aan de stadsrand. Een verroest hek, een
vervallen kapelletje. De 72-jarige Hongaar Tibor Tanczos, de
plaatselijke historicus, wil dat de gemeente de gewijde plek opknapt,
maar die geeft niet thuis. 'Ik heb voorgesteld Europese subsidie aan
te vragen. Men wil niet. Het is een schande voor de stad,' zegt
Tanczos. Op het knekelveld zijn in de loop der tijd huizen gebouwd,
is een bos geplant en een deel is als trainingsterrein in gebruik bij
een hondenvereniging.
Andere
Slowaakse gemeenten weten de weg naar Brussel goed te vinden.
Komarno, stroomafwaarts, heeft speculerend op een nog te ontvangen
miljoenensubsidie alvast een 'Europaplein' aangelegd, compleet met
huizen die typisch zijn voor lidstaten van de EU. En vijftig
kilometer oostelijker, in het gehucht Bela, vraagt de burgemeester
ook al om Brussels geld. Een afgetakeld adellijk landhuis – in de
communistische tijd een groentenconservenfabriek en een politieke
arbeidersgevangenis - is door de vooroorlogse bezitters, een joodse
bankiersfamilie uit Boedapest, teruggekocht met de bedoeling er een
wijnboerderij annex kasteelhotel van te maken.
Aan
de restauratie werken vijftig dorpelingen mee, en straks zal heel
Bela er een baan hebben. In de Oostenrijks-Hongaarse tijd werkte ook
iedereen op het landgoed. Soms draait de Donau de klok honderd jaar
terug, om ruimte te maken voor vooruitgang.
Met
haar weilanden, loze strandjes en wilde bossages kent de Slowaakse
oever nog niet de franje van het koopkrachtige massatoerisme, maar
lang zal dat niet meer duren. Het zelfgebouwde hotel ('het is te
koop') van de Duitser Alfred Senne aan de weg naar het havenstadje
Sturovo krijgt nog voornamelijk zakenlieden te logeren die bij de
papierfabriek van het Nederlandse concern Kappa moeten zijn. In
Sturovo zwemt niemand in de Donau. Het stoffige oord, populair bij
Slowaakse vakantiegangers uit het noordelijke Tartargebergte, heeft
als topattractie een overbevolkt badderparadijs in de stad. Hoe
anders is de rivier aan de Hongaarse oever: een commercieel
gestileerde stroom, een onuitputtelijke geldkraan die
honderdduizenden Hongaren van een boterham voorziet.
Voorbij
het reusachtige bisschoppelijke paleis van Esztergom - bereikbaar met
een pontje, maar binnenkort is de brug hersteld – wringt de rivier
zich in de beroemde 'Donauknie' naar het zuiden.
Luxe
speedboten en waterskiërs crossen in het rond, campings en kleine
jachthavens zijn aangelegd. Langs de ontelbare uitspanningen,
grillrestaurants en cocktailbars aan de oevers lopen verhoogde
boulevards voor de wandelaars. Tot en met Boedapest zijn toeristen
uit de Europese Unie dol op Hongarije. Als regionale economische
supermacht biedt het de sensatie van het exotische, maar met het
vereiste comfort.
STATUSWET
Toen
de ex-communisten in 1994 de verkiezingen wonnen, vertrok Andrea
Simon naar Cyprus. Uit pure woede. 'Aan die idioten wilde ik geen
belasting betalen,' zegt de uitbaatster van een pension in
Szentendre, een eertijdse koopmansstad, nu een toeristisch
openluchtmuseum. Pas vier jaar later, na de overwinning van de
conservatief Viktor Orban, de huidige premier, kwam Simon terug.
Orbans omstreden ‘Statuswet', die de Hongaren in het omringende
buitenland allerlei rechten in hun moederland geeft, ziet ze als een
eerste afrekening met het grote onrecht van Trianon. In dat
kasteeltje in Versailles moest Hongarije als verliezer van de Eerste
Wereldoorlog in 1920 een verdrag tekenen waardoor het bijna driekwart
van zijn grondgebied verloor. 'Voor het eerstin tachtig jaar doet een
Hongaar iets voor ons volk over de grens,' zegt Simon.
Ze
is selfmade, conservatief, nationalistisch en fel tegen de Europese
Unie. 'Rijken worden te groot en vallen uit elkaar, dat bewijst de
geschiedenis,' zegt ze. 'Europa is kleurrijk en verschillend, laat
het zo blijven. Veel Hongaren denken dat alles goud en marmer wordt
en dat ze allemaal een zomerhuisje zullen hebben aan het Balatonmeer.
Maar wie hard werkt en creatief is, heeft de EU niet nodig. De
voorstanders hebben heimwee naar de goedkope worstjes die in ons
zogenoemde goulashcommunisme werden uitgedeeld op 1 mei.'
ISTVAN
SZECHENYI
Drie
keer per dag vaart de kleine 'Legenda' toeristen van Szentendre naar
Boedapest. Een rivierbriesje blaast koelte in de boot. 'Als ik de
Donau zie, weet ik dat ik altijd de weg naar mijn land en mijn huis
zal terugvinden,' had Andrea Simon gezegd. Hongaren, met hun eigen
etnische achtergrond en taal, voelen zich snel eenzaam in de
Duits-Slavisch-Latijnse zee van Midden-Europa. Het maakt hen soms
achterdochtig en erg trots op de eigen geschiedenis.
Iedere
Hongaar kent de nationale held István Széchenyi, de graaf die er
onder andere voor zorgde dat in 1831 het eerste stoomschip op de
Hongaarse Duna (Donau) voer. Széchenyi had goede contacten in Wenen,
maar met de groei van de Hongaarse afscheidingsbeweging - in 1849 de
kop ingedrukt - raakte de visionaire graaf in ongenade. De Ausgleich,
het compromis tussen Wenen en Boedapest (1867) dat Hongarije meer
rechten gaf, maakte hij niet meer mee. Met de Europese Unie is
Hongarije ook een - onuitgesproken - compromis aangegaan. Europa
investeert massaal in de modernisering van het land, mits dat de
nationale kwestie niet op de spits drijft.
Dat
alles is, koersend op een donderdagse Donau, in de binnenstad van
Boedapest niet te zien. Het zilvergrijze lint onder de bruggen hoort
even vanzelfsprekend bij het majestueuze parlement aan de oostoever
als honderd jaar geleden. Op de riviereilanden liggen Boedapestse
meisjes in feloranje bikini's bruin te branden. Wie de zin van de
EU-uitbreiding wil zien, moet naar de arbeiders. Naar de
buitenwijken, de grauwe flats van Bekasmegyer, Ujpest en Ujpalota,
waar de werkers verwachten dat de Unie hun aftandse Polski Fiat,
Skoda, Lada, Trabant, Wartburg of Dacia binnenkort zal omtoveren in
een niet al te oude Volkswagen Golf of Opel Astra.
Diezelfde
arbeiders hebbende standbeelden uit de communistische tijd van hun
sokkels op het Heldenplein getild en verbannen naar het Szoborpark,
ten zuidwesten van de stad. De symbolen van die andere economische
gemeenschap waar Hongarije toe behoorde, staan in een
'communistenmuseum' op een kale heuvel met een kassa. In een hoge
roodbakstenen facade staan Marx, Engels en Lenin. Daarachter enorme
arbeiders en enorme soldaten. Een winkeltje verkoopt cd' s met
socialistische muziek, medailles voor arbeiders en T-shirts waarop
Breznjev en Honecker elkaar kussen.
De
beelden betekenen alleen iets voor Hongaren die zich herinneren dat
er voor iedereen werk was, waarvan je geen burn-out kreeg, en dat de
maffia de stad nog niet controleerde. ‘Mijn ouders hadden een
redelijk leven,’ zegt de taxichauffeur. Aansluiting bij de Europese
Unie betekent voor veel Hongaren een beter leven, en voor sommigen de
terugkeer van een verloren land van melk en honing.
GEWEERSCHOT
Tijd
om voor één dag de Donau te verlaten. De doorsteek naar Roemenië
voert over de B5 naar Szeged, een drukke transitroute voor stinkende
vrachtwagens die aan geen enkele uitstootnorm voldoen. Op de
eindeloze poesta trillen de elektriciteitspalen in de zon. Hier gaat
het leven traag en 'vliegen de jaren heen als een zwerm vogels na een
geweerschot', zoals de Hongaarse dichter Sandor Petöfi schreef.
Zonder de rivier lijken de mensen droger, en Europa verder weg.
De
Unie is er nog mondjesmaat: de Roemeense grenspost Nadlac is
verbeterd met Europees geld, net als de doorgaande wegen van
Transsylvanië, voormalig Oostenrijks-Hongaars gebied. Ten zuiden van
Timisoara verdwijnen de blauwe bordjes met de gele sterren. Tanige
mannen met stokken sjokken achter kuddes magere koeien in dorpjes met
karrensporen en één verharde weg. In de bermen letten gerimpelde
vrouwtjes op de ganzen.
Na
de 549 meter hoge berg Locvei is daar de Donau weer, glijdend uit een
bocht, traag en haast zo breed als de Amerikaanse Mississippi.
Moldova Noua, 'Nieuw Moldavië', is een vlek vol werkloze
mijnwerkers, straathonden en steekmuggen. Het ligt vergeten aan lage
weilandjes die in het water wegzakken. Joegoslavië ligt aan de
overkant. Toeristen mijden de streek. Gaten in de weg. Lekke banden
en geen comfort.
Roemenië
is een reusachtig land met 22 miljoen straatarme inwoners; het is pas
ergens na 2007 aan de beurt om lid van de Europese Unie te worden.
Hier aan de Donau bij het stuwmeer van de 'IJzeren Poort' laten de
Brusselse geldschieters het afweten. 'Hulp bij het opzetten van een
traditionele pottenbakkerij, promotie van kleine pensions, en een
managementcursus voor bestuurders,' somt ambtenaar Sonia Dragilescu
van de gemeente Turnu Severin droog de Europese initiatiefjes op.
Oostelijk
van Orsova, het dorp dat in de jaren zestig in het meer verdronk en
op een helling opnieuw is gebouwd, wijst de gepensioneerde
bosarbeider Petre Busuioc (81) met zijn stok naar een onder water
gelopen dal. 'Daar moeten nog oude grensstenen op de bodem staan.'
Hij klimt op een rots om het patrouillepad van het keizerlijke leger
te laten zien. Van de EU, toch een soort Oostenrijk-Hongarije, heeft
hij gehoord. 'We zullen zien wat er van komt.' Net buiten Habsburgs
gebied ligt de stad Turnu Severin, de 'toren van (de Romeinse keizer)
Severus'. Het is de plek waar de Romeinen een brug over de Donau
bouwden, zodat ze de briljante Dacische hoofdman Decebalus konden
verslaan. In een rots laat een Roemeen uit Italië het hoofd van deze
nationale held uithouwen. Turnu Severin is een curieus samenspel van
barokke facades, betonnen neoclassicistische monsters en verkoelende
parken. Het heeft behalve een Decebalusstandbeeld en een
Decebalusstraat ook een Decebalussupermarkt.
NOORDZEE
Rederij
'Driobeta' in Turnu Severin haalt graan uit Hongarije en brengt
kunstmest naar Oostenrijk. In het kantoor hangt een kaart met alle
rivierhavens aan de Donau en de Rijn. 'Als we lid worden van de
Europese Unie, kan onze firma gemakkelijker nieuwe contacten leggen,'
zegt vrachtplanner Valeriu Ciobanu. Hij wijst op de kaart. 'We willen
de Noordzee bereiken,' zegt hij.
Olievaten
en plastic flessen botsen tegen de kade, waar zigeuners hun kleren te
drogen hebben gehangen. Vergeleken met het drukke verkeer op de
'hoofdstraat van Europa' in Hongarije lijkt Roemenië soms eerder een
doodlopende steeg. Maar Ciobanu en zijn rederij hebben iets om naar
uit te kijken. Duitse marken en euro's stromen naar het oosten,
talrijker nog dan destijds Oostenrijks-Hongaarse ambtenaren, en
steeds meer geld en goede bedoelingen zullen ook in Roemenië
aanspoelen. Een licht naïef geloof zweeft boven de Donau: dat de
Unie, volgens het woord van de Bijbel, alles nieuw zal maken.
Hotel
Parc Continental kijkt uit over de rivier. Een visser in een bootje
repareert zijn netten. De grote stroom glijdt nog 700 kilometer door,
tot in de Zwarte Zee. Door het open raam komen het geroezemoes van
stemmen op straat, het gekletter van de hotelfontein, ver geblaf van
honden en het toeteren van de nachttrein naar Timisoara.