Al enkele jaren geleden klonk alarm over de erbarmelijke toestand van het huis van Waling Dykstra in Holwerd. Tot dusver is er nog niets gebeurd. De gemeente Noardeast-Fryslân heeft een oplossing in huis.
Abe de Vries
In Holwerd staat een huisje, nou ja, het is een krot dat al jaren wacht op restauratie. Het staat aan de Hegebuorren en draagt nummer 8. Alles eraan is in verval. De deuren, kozijnen, muren, het dak, de achtertuin. Het is een rotte kies in een karakteristieke straat, die vele fraai herstelde panden kent, in een dorp dat zich opmaakt voor de miljoeneninjectie die ‘Holwerd Aan Zee’ heet en die moet leiden tot de komst van veel rijke toeristen met dure bootjes.
Plat maar dus? Welnee! Het gaat hier immers om het huisje waar de beroemde Friese schrijver Waling Dykstra (1821-1914) vanaf 1861 maar liefst vijftig jaar heeft gewoond. De eerste jaren met echtgenote en uiteindelijk elf kinderen. Je vraagt je af hoe die allemaal een plekje hebben kunnen vinden in het mini-woninkje. En hoe ‘Waling-om’ toch de rust vond om op zo’n klein oppervlak zo’n groot en voor de Friese cultuurgeschiedenis zeer belangrijk oeuvre te kunnen schrijven.
Het Waling Dykstra Húske is in privé-handen. Naar verluidt weigert de eigenaar de woning voor marktprijs te verkopen, mogelijk in de hoop op een betere prijs als de grote plannen doorgaan en Holwerd inderdaad ‘aan zee’ komt te liggen. Een groep burgers in het dorp wil de woning opkopen en restaureren, maar tot dusver wordt van dat front niets nieuws vernomen. Intussen gaat de verkrotting gewoon door en slinkt dankzij weer en wind elke dag de kans dat het huisje straks niet wordt afgebroken, maar wordt opgeknapt.
De enige uitweg uit deze patstelling biedt de gemeentelijke overheid: de nieuwe gemeente Noardeast-Fryslân. Die kan Hegebuorren 8 in Holwerd aanwijzen als gemeentelijk monument. Paragraaf 3 van de gemeentelijke Erfgoedverordening Noardeast-Fryslân stelt: ‘Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument’.
De aanwijsgrond is dan natuurlijk niet de ‘schoonheid’ van het woninkje of zijn wetenschappelijke betekenis, maar de cultuurhistorische waarde die het ontleent aan Dykstra’s schrijverschap. Wie Holwerd zegt, zegt Waling Dykstra, ‘zonder twijfel de belangrijkste [Friese] schrijver van de negentiende eeuw’, volgens literatuurkenners Eric Hoekstra en Reinier Salverda van de Fryske Akademy. Hoewel Dykstra meer dan honderd jaar geleden stierf, houdt de Friese literatuur zijn werk en nagedachtenis in ere. In september opent in het taalpaviljoen Obe en Tresoar in Leeuwarden een tentoonstelling over Dykstra’s werk en verschijnt een vuistdikke bloemlezing uit zijn gedichten.
Gemeentelijke monumenten zijn veelal bouwwerken die verwijzen naar een economische activiteit (oude boerderijen, molens, kerken, architectonisch bijzondere directeurswoningen, schoolgebouwen, sluizen, bruggen). Maar de monumentale waarde van een woning kan ook bestaan in de culturele activiteit van een belangrijke of beroemde bewoner. Waling Dykstra is – hoewel hij eerder in Vrouwenparochie, Spannum en Franeker woonde – zó verbonden met Holwerd dat zijn werkelijke en symbolische betekenis voor de Friese literatuur onlosmakelijk met dat dorp en met zijn huis verknoopt zijn geraakt.
Zijn ‘volksschrijverschap’ en voortrekkersrol in het leveren van Friestalige teksten voor ‘gewone’ mensen wordt weerspiegeld door de bescheiden présence van zijn woninkje. Wat een verschil met bijvoorbeeld de pronkerige villa Baensein, die zijn collega-schrijver Tsjeard Velstra, een rijke boer-rentenier, in de jaren rond 1870 liet bouwen aan het eind van de Harlingerstraatweg in Leeuwarden. Waling Dykstra leefde niet in een soort stins, een klein kasteeltje – Hegebuorren 8 heeft aan de straatzijde slechts drie ramen, een deur en een simpel dakkapelletje.
Burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân: neem het voortouw. Red het Waling Dykstra Húske van de ondergang door het aan te wijzen als gemeentelijk monument. In overleg met de provincie en provinciebrede instituties als Tresoar kan dan een nieuwe toekomst worden gevonden voor de plek waar een groot deel van een monumentaal Friestalig oeuvre werd geschreven. Te denken valt aan gebruik als ‘schrijvershuis’ voor Friese, Nederlandse en buitenlandse schrijvers die er als writers in residence kunnen verblijven. Ook zou er een klein Waling Dykstra-kabinet in kunnen worden ondergebracht. Andere ideeën? Ook welkom. Maar doe iets. Voor het te laat is.
Abe de Vries is dichter en eindredacteur van het Friesch Dagblad
Friesch Dagblad, 1 juny.