maandag 25 april 2022

De militarisering van de media. Hoe Nederland volop meedoet aan de informatie-oorlog tegen Rusland


Russische propaganda, desinformatie, leugens. Sinds de berichten over een Russische anti-Clinton socialemediacampagne in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 staat het fenomeen ‘informatie-oorlog’ hoog op overheidsagenda’s. In de Verenigde Staten, in West-Europa, zeker ook in Oost-Europa, de Baltische staten en Oekraïne. Verrassing: Nederland speelt binnen de Europese Unie een opvallende, tot dusver onderbelichte rol in de Grote Tegenaanval.

In maart 2015 gaf de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders zijn zegen, plus een zak met geld, aan een organisatie die erop gericht is om ‘onafhankelijke media’ in Russisch-sprekende gebieden in Oost-Europa en Centraal-Azië te steunen en te trainen. Deze Russian Language News Exchange (RLNE) is een initiatief van de Nederlandse ngo Free Press Unlimited (FPU) in Amsterdam en Oekraïne-lobbyist Maksym Eristavi. Naar eigen zeggen publiceerde RLNE in de periode 2016-2020 meer dan zevenduizend verhalen, onder de motto’s ‘We’re honest, objective and impartial’ en ‘Everyone’s voice must be heard’. Maar worden zulke mooie slagzinnen wel in praktijk gebracht?

Een pro-atlantisch netwerk

Voor we verder gaan, eerst even wat ngo-geschiedenis proberen te ontwarren en bijbehorende namen plaatsen.

RLNE werkte samen met media uit onder meer Azerbeidzjan, Belarus, Georgië, Moldavië en Oekraïne. Dat gebeurde onder leiding van Maryia Sadouskaya-Komlach, een in de Verenigde Staten opgeleide journaliste uit Belarus, die eerder de European Endowment for Democracy had geadviseerd over de haalbaarheid van ‘Russian-language media initiatives’. Sadouskaya-Komlach – tegenwoordig in dienst van FPU; het is onduidelijk of RLNE nog steeds actief is – is tevens fellow aan de sterk pro-atlantische en op de Navo geöriënteerde denktank Centre for European Policy Analysis (CEPA), met vestigingen in Washington en Warschau. CEPA is ‘dedicated to re-inventing Atlanticism for a more secure future’ (Facebook-site).

Mede-oprichter van RLNE, naast FPU, is zoals gezegd de uit Oekraïne afkomstige, maar in de Verenigde Staten opgeleide journalist en schrijver Maksym Eristavi. Ooit begonnen als journalist bij het Amerikaanse Radio Free Europe (in 1949 opgericht door de CIA), was hij onder meer senior fellow bij The Atlantic Council en volgde hij leiderschapstrainingen bij het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken. Evenals Sadouskaya-Komlach is hij fellow bij het CEPA. Ook is hij voorzitter van Kyiv Pride en mede-oprichter van de Oekraïense internetzender Hromadske International. Eristavi heeft onder meer voor The Washington Post, The New Statesman, Politico en Foreign Affairs geschreven over identiteitspolitiek in Oost-Europa, desinformatie en Russisch kolonialisme.

Het eerste bericht dat RLNE de wereld instuurde, betrof de schrijnende armoede van veel gepensioneerden in Georgië. Het stuk wordt door FPU zo samengevat: ‘An elderly Georgian woman told a journalist that while she could hardly ever afford meat, she continued to buy Whiskas for her cat.’ Andere berichten van RLNE gingen over de situatie van lhbti’ers in Rusland en andere ex-Sovjet-staten, waar deze mensen vaak bar weinig begrip en tolerantie ontmoeten en regelmatig doelwit zijn van geweld. Een van de motoren van die verslaggeving was RLNE-medewerkster Svetlana Kozlova, een naar Praag uitgeweken Russische journaliste.

Het lijkt erop dat RLNE inmiddels op non-actief is gezet, afgaand op haar disfunctionele internetsite, en is opgegaan in een Praagse ngo met de naam Free Press Eastern Europe (FPEE). FPEE is opgericht in 2015 door FPU, samen met het Amerikaanse Press Start (opgericht november 2015) en het Tsjechische Transitions. De belangrijkste activiteit van FPEE is het runnen, eveneens sinds 2015, van de Prague Media School (PMS) voor training van journalisten uit Oost-Europa en Centraal-Azië (en uit landen van de Europese Unie).

Transitions bestaat al sinds 1999 en wordt geleid door Jeremy Druker – dezelfde die leiding geeft aan Press Start, dat in New York gevestigd is. Stafleden van Transitions werken ook voor Press Start; het lijkt erop dat Press Start een offshoot is van Transitions en dat de branche in New York bedoeld is om ook Amerikaanse subsidiegevers te interesseren voor de vrijepersstrijders uit Praag. Druker geeft les aan NYT-Prague, Kozlova studeerde er.

Het vlaggenschip van dit door westerse overheden en stichtingen gefinancierde media-conglomeraat is de PMS. Anders dan RLNE werkt de PMS (officieel) niet samen met journalisten uit de voormalige Sovjet-Unie. Ze staat enkel open voor journalisten uit EU- en Navo-landen ‘who are interested in learning about collaborative and investigative journalism techniques’. De geografische beperking vloeit voort uit het feit dat de school mede wordt bestuiverd door de EU, onder meer via het Europese ‘Pilot project supporting investigative journalism and media freedom in the EU’. De eerste cursusronde van 2022, zowel digitaal als ter plekke in Praag, is in april gehouden en de tweede volgt in mei.

De trainers zijn dezelfde mensen die we al tegenkwamen bij RLNE. Svetlana Kozlova geeft een cursus ‘Cross-border collaborative journalism’. De site van PMS vermeldt dat Kozlova in dienst is van RLNE, maar haar LinkedIn-site meldt dat zij sinds januari 2019 werkt voor FPEE. Een andere trainer, sinds 2016, is Diana Petriashvili, deputy editor-in-chief van FPEE. Eerder werkte Petriashvili voor JAMnews, een nieuwsorganisatie in Georgië en partner van RLNE.

Nog een trainer: Maksym Eristavi, fellow bij CEPA. Het CEPA, by the way, is van plan om op 28 april een ‘Nato Youth Summit’ te houden, onder het motto ‘Securing our shared interests’. Op 4 februari dit jaar was er al een dergelijk ‘virtual event’ met als titel ‘Why Ukraine’s succes is in the U.S. national interest’. Sponsors waren onder meer het American Enterprise Institute, de American Foreign Policy Council, de Atlantic Council, de Carnegie Endowment for International Peace en het Center for a New American Security.

Nato StratCom COE en ESTF

Het aldus mede door Nederland en het Amsterdamse FPU geïnitieerde en aangezwengelde netwerk van ngo’s die zich inspannen voor persvrijheid en ‘onafhankelijke media’ in Oost-Europa en Centraal-Azië blijkt institutionele en persoonlijke banden te hebben met atlanticistische denktanks als CEPA en The Atlantic Council. En dus, uiteindelijk, ook met de Navo.

Want ook de Navo houdt zich bezig het analyseren van Russische informatieverspreiding en het formuleren en verspreiden van eigen narratieven. Begin 2014 werd daartoe Nato StratCom Center of Excellence opgezet in Riga. Het centrum werd erkend als een geaccrediteerd Navo-orgaan op 1 september van dat jaar. ‘Since wars begin in the minds of men, it is in the minds of men that the defences of peace must be constructed’, gebruikt Nato Stratcom COE een citaat uit het vocabulaire van Unesco. Het doel is om strategische communicatiestrategieën te bedenken voor de Navo en aangesloten landen. Een van de eerste rapporten verscheen al in maart 2015, getiteld ‘Analysis of Russia’s information campaign against Ukraine’. Een informatiepartner is het Oekraïense ministerie van Informatiepolitiek (MIP).

In maart 2015 kwam de EC met een vergelijkbaar initiatief, de East StratCom Task Force (ESTF). Die rekent tot zijn taken het aanwijzen en ontmaskeren van Russische desinformatie, het realiseren van eigen ‘effective communication’ en het promoten van de EU in landen van de voormalige Sovjet-Unie. Tot de oprichting werd besloten tijdens een vergadering van de EC op 19 en 20 maart 2015, vanwege de ‘need to challenge Russia’s ongoing disinformation campaigns’.

Het verschil tussen informatie en desinformatie is echter lang niet altijd zo duidelijk. In 2018 werden bijvoorbeeld enkele artikelen van GeenStijl, The PostOnline en De Gelderlander bestempeld als Russische propaganda. Deze media klaagden de Europese Commissie aan wegens smaad. Er bestaat in westerse democratieën immers ook zoiets als vrijheid van meningsuiting. De drie eisten rectificatie en verwijdering van de gesuggereerde verbanden met desinformatie. Inmiddels is de zaak geschikt, de beschuldigingen zijn weggehaald en de aanklacht is ingetrokken. De NOS onthulde in februari 2018 dat ESTF voor z’n mediastrijd geen professionals in dienst had maar gebruikmaakte van (slechts) tien vrijwilligers.

Denktanks tegen vrije meningsuiting

Al diverse westerse denktanks hebben geprobeerd de informatie-oorlog van Navo en EU tegen Russische desinformatie een wat wetenschappelijker aanzien te geven. Bijvoorbeeld het door de Leidse hoogleraar en Trouw-columnist Rob de Wijk in 2007 opgerichte The Hague Center for Strategic Studies (HCSS). Dat kwam in december 2017 met een, overigens in Nederland nauwelijks opgemerkte studie getiteld Inside The Kremlin House of Mirrors. How Liberal Democracies Can Counter Disinformation And Societal Interference. Vier maanden later publiceerde de Amerikaanse HCSS-partner Rand Corporation, een denktank gelieerd aan het Pentagon, een vergelijkbare maar meer op het conflict in Oekraïne toegespitste studie, genaamd Russian Social Media Influence. Understanding Russian Propaganda in Eastern Europe.

Het HCSS-rapport kwam tot stand in opdracht van de Nederlandse ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Het opent met het uitgangspunt: ‘Russia’s disinformation campaigns have targeted liberal democracies in Europe and North America with the goal to undermine societal coherence and distort the democratic process’. En: ‘[d]isinformation activities are part of a broader hybrid campaign aimed at destabilizing societies (..).’

Westerse overheden moeten zich daarop bezinnen en concrete maatregelen nemen. ‘This requires a consolidated and comprehensive government wide effort that involves not only a serious StratCom effort but also a range of other policies and measures.’ De HCSS-schrijvers aarzelen niet om minstens drie aanbevelingen te doen die de vrijheid van meningsuiting en de journalistieke ethiek flink aantasten:

Ten eerste moeten westerse regeringen streven naar een ‘one voice policy’ via coördinatie tussen overheden, opdat de vijand geen gebruik kan maken van ‘inconsistencies’. Zowel overheden als hele maatschappijen ‘should stop tolerating [mijn cursivering] those who are actively supporting Russian propaganda and disinformation under the pretext of free speech [idem]’.

Ten tweede, meer tongue in cheek geformuleerd, kan het soms nodig zijn om bepaalde nieuwsorganisaties de toegang tot de ‘internal information space’ te ontzeggen door ze te verbieden of te blokkeren. Hiermee moet men echter wel voorzichtig zijn, want, alweer, er bestaat zoiets als persvrijheid. Vaak is het beter om met verspreiders van desinformatie in discussie te gaan en hun verhalen in het openbaar te ontkrachten of tegen te spreken. We zien hier enige spanning met de zero tolerance policy van de eerste aanbeveling.

En, ten derde, de creatie en verspreiding van tegenpropaganda is soms gerechtvaardigd. Alleen maar kale feiten verspreiden werkt misschien niet zo goed als de tegenstander op emoties inspeelt. ‘Offensive operations can be justified, but when detected or perceived, they can increase the risk of unintended escalation.’ Zulke operaties kunnen evenwel ook een positief effect op het conflict hebben, als ze worden ingezet als afschrikking of als voorzorgsmaatregel die de tegenstander wapens uit handen neemt.

Het wetenschappelijke manco van de Haagse studie is dat de opstellers net doen alsof altijd zonneklaar is wat desinformatie is, en wat gewoon kritische journalistiek is die het officiële narratief ter discussie stelt. Informatie wordt slechts utilitair gedefinieerd: wat goed uitpakt voor ons kan informatie heten, wat slecht uitpaktvoor ons is desinformatie en moet ook als zodanig worden afgeschilderd en verdacht gemaakt. Dat komt neer op intimidatie en verminking van de publieke discussie. Het HCSS laat zelfs een opening voor tegenpropaganda: voor het inbrengen van leugens in het publieke discours en het bedriegen van de eigen burgerij.

Kritische, belezen, ontwikkelde burgers zijn lastig. Het HCSS schrijft het niet met zoveel woorden, maar vindt dat wel degelijk. We moeten een beter begrip ontwikkelen van de manieren waarop maatschappijen fake news en desinformatie tot zich nemen, lezen we. En dan: ‘In particular, attention should be paid to the extent to which parts of the population are vulnerable to academic research [mijn cursivering] based on disinformation in such domains as communications, sociology and psychology.’

De opstellers van de Rand-studie uit 2018 volgen hetzelfde anti-democratische pad. De belangrijkste aanbeveling luidt ‘Higlight and “Block” Russian Propaganda’. Omdat consumenten van desinformatie vaak niet op de hoogte raken van de soms veel latere ontkrachting ervan, beveelt Rand aan om de consument al eerder te beïnvloeden, en wel door gebruik te maken van ‘advances in modern information technology’. Dat gaat van het plaatsen van waarschuwingen bij posts op sociale media, accountverificatie, het tijdelijk blokkeren of beëindigen van accounts, het via surfspionage en algoritme-analyse aanbieden van tegeninformatie, tot automatische identificatie van ‘toxic and incendiary comments’. Opnieuw is de vrijheid van meningsuiting het grootste struikelblok.

Een veiliger aanbeveling van Rand is het geven van ‘media literacy training’: het scholen van journalisten in het begrijpen en verkondigen van de ‘juiste’ (lees: de gewenste) en de ‘meest effectieve’ (lees: met de minste gelegenheid tot tegenspraak) narratieven. Dan zijn we weer aanbeland waar we dit artikel begonnen: bij de mede met Nederlandse en Europese steun opgezette ngo’s in Praag. De core business van op het oog zo aaibare organisaties als Free Press Unlimited en soortgenoten is het verzorgen van zulke mediatrainingen. Zo ontmoeten de twee Navo/EU-doelstellingen van persvrijheid dáár en persmanipulatie híer elkaar.

FPU over de oorlog in Oekraïne

Het motto van Free Press United, gevestigd aan de Weesperstraat 3 in Amsterdam, is: ‘We are making reliable information available to everyone’. Het geafficheerde doel is om burgers toegang tot informatie te geven, zodat zij geïnformeerd zelfstandig beslissingen kunnen nemen. FPU werkt wereldwijd in veertig landen. Op het eerste gezicht lijkt FPU niet zo geïnteresseerd in Oekraïne; in haar zeventien pagina’s tellende Multi Annual Strategic Plan 2018-2022 blijft het bij de vermelding dat ‘countries like Russia and Ukraine see increased levels of oppression against independent media’. De twee landen figureren niet in het Annual Plan 2022, noch in het Annual Plan 2021.

Niettemin geeft FPU op haar internetsite een ‘landenrapport’ over Oekraïne, waarin het een situatieschets brengt van de persvrijheid in dat land. Volgens FPU is Oekraïne de afgelopen tien jaar een ‘regional leader in journalism and press freedom’ geworden, onder meer dankzij een wet over media-eigenaarschap, de oprichting van een ‘independent public broadcaster’ en de introductie van strikte ‘language quotas for local media’ (i.e. de door de regering afgekondigde verplichting om in 75 procent van de zendtijd het Oekraïens in plaats van het Russisch als voertaal te gebruiken).

Maar ‘after Russia’s invasion’ van februari is de toekomst van onafhankelijke media in Oekraïne in gevaar. De mishandeling en marteling van journalisten in de ‘occupied territories of Luhansk and Donetsk’ de afgelopen jaren is een ‘indication of what may lie ahead’. FPU verzwijgt de onderdrukking van de vrije pers, kritische journalisten en politieke oppositie door het Zelinsky-regime. Het meldt slechts dat de Oekraïense justitie in 2021 ‘revealed that three leading news channels are being funded by entities linked to terrorist activities in the Russian-occupied areas of eastern Ukraine’.

Informatie uit Rusland is volgens FPU per definitie onbetrouwbaar en meestal staatspropaganda. Vandaar de noodzaak om ‘independent information in the Russian language’ beschikbaar te maken. Als illustratie gebruikt de internetpagina een foto van een schone dame in tanktop met een perskaart om haar nek en een rode pleister op de lippen geplakt. Met Oekraïne heeft de foto niets te maken, want die is genomen in Moskou op 23 juni 2019 tijdens protesten tegen de arrestatie van de Russische journalist Ivan Golunov.

Een andere internetpagina van FPU staat stil bij de lancering van het FPU-project Media Lifeline Ukraine, op 4 maart dit jaar tijdens een ontmoeting van journalisten en anderen in Amsterdam waarin werd besproken hoe de vrije pers in Oekraïne kon worden ondersteund. Media Lifeline Ukraine is ‘a coalition to protect journalists and keep reliable information available in and around Ukraine’. Giro 7676 werd opengesteld voor bijdragen van het Nederlandse publiek. Samenwerking met Reporters Without Borders werd aangekondigd.

Op 25 maart meldde FPU dat de toegang tot informatie van ‘independent media’ over de oorlog in Oekraïne in Rusland in toenemende mate wordt beperkt. Een ‘open debate’ over de oorlog is in Rusland niet mogelijk en ‘Putin’s popular nationalist argument’ overheerst. Daarom doet FPU nogmaals een dringend beroep op de Nederlandse regering en andere overheden om onafhankelijke media die het Russisch gebruiken te ondersteunen. ‘Independent information provided by journalists in and around Ukraine, including Russia, is essential to understanding what is happening.’ Verdediging is nodig tegen ‘the Russian information war’.

Blind aan één oog

Het moge inmiddels duidelijk zijn dat volgens FPU en aanverwante organisaties alleen Rusland desinformatie produceert. Van Oekraïense desinformatie, persbreidel of terreur tegen journalisten is geen sprake. Laat staan van westerse desinformatie, dat wil zeggen, pro-Oekraïense propaganda verspreid door grote westerse mediaconcerns.

FPU brengt één narratief over de oorlog, hetzelfde narratief – conform de door HCSS, Rand, Nato StratCom COE en de East StratCom Task Force geformuleerde en aanbevolen ‘one voice policy’ – dat ook door Navo, EU, atlanticistische denktanks en zowat alle westerse mainstream media wordt verspreid. Met systematische uitsluiting van het Russische, afwijkende en vaak tegengestelde narratief. Vergelijk eens het aantal Oekraïense en Russische zegslieden in uw krant.

Zodoende spreekt FPU, blind aan één oog, in de praktijk het geproclameerde eigen uitgangspunt tegen: ‘We are making reliable information available to everyone’. In publicaties van FPU is bijvoorbeeld niets te vinden over de mediale race om het publiek in Oekraïne en in het Westen de overtuiging bij te brengen dat het Russische leger op grote schaal oorlogsmisdaden pleegt. De reële mogelijkheid dat burgers in dorpen en steden onbedoeld slachtoffer worden van moderne oorlogsvoering omdat een van de oorlogvoerende partijen zich in zulke gebieden verschanst wordt niet besproken. De reële mogelijkheid dat rechtsradicale elementen in het Oekraïense militaire apparaat wraak nemen op burgers die in hun ogen de Oekraïense zaak niet voldoende steunen komt ook niet ter tafel.

De ‘fog of war’ bestaat niet: de strijd gaat tussen het ultieme goed en het ultieme kwaad. Eén narratief is allesbepalend. Chris Hedges, voormalig bureauchef van The New York Times, heeft in dat verband gesproken van ‘the collapse of foreign reporting’. De oorzaak is militarisering van de media in het Westen: de vrije pers schaart zich rond de vlag van eigen land en bondgenootschap, en ‘vergeet’ de belangrijkste taak van de journalistiek te vervullen, i.e. het rapporteren over de zoektocht naar werkelijkheid en waarheid.

Op 2 april werden in het stadje Bucha bij Kiev lijken op straat ontdekt; een dag later berichtten alle westerse media dat de Russen daar oorlogsmisdaden hadden gepleegd. Op 8 april viel een Tochka-U raket (Navo-codenaam SS-21 Scarab) geladen met clustermunitie op het treinstation van de stad Kramatorsk, met tientallen doden als gevolg. Een uur later meldde CNN dat het om een Russische aanval ging. Deze twee voorbeelden zijn exemplarisch. De snelheid en stelligheid waarmee Oekraïense en westerse media schuldigen aanwijzen, botsen op eisen die normaliter aan betrouwbare en onafhankelijke journalistiek worden gesteld. Van FPU hoor je er niets over.

One voice policy’ betekent dat sommige thema’s iedere dag en andere nooit aan de orde komen. Op 30 maart 2022 publiceerde de Amerikaanse hoogleraar filosofie Gabriel Rockhill een uitgebreid stuk over omvang en invloed van neo-nazisme in Oekraïne op de website Liberation. Op 19 april 2022 publiceerde de Amerikaanse journalist Max Blumenthal een lang exposé op website The Greyzone over Oekraïense terreur tegen oppositionele politici en journalisten in het land. Van FPU hoor je er niets over.

Ik juich het ondersteunen van werkelijk vrije en onafhankelijke media, waar dan ook, natuurlijk van harte toe. Maar het is betreurenswaardig dat organisaties als FPU hun taak en opdracht, naar het zich laat aanzien, volledig uit het oog hebben verloren. Ze hebben zich laten militariseren. Datzelfde geldt voor de westerse ‘vrije pers’. Dat de Nederlandse overheid enthousiast meewerkt aan deze alom waarneembare militarisering van de media is een gevaar voor onze democratie, getuigt van diep wantrouwen tegen haar burgers en verdient felle, consistente bestrijding.


.

maandag 18 april 2022

Europa moet bij zinnen komen, wil vrede een kans krijgen



Onder Amerikaanse aanvoering heeft het Westen collectief besloten dat Rusland het nieuwste nazi-Duitsland is. Met Poetin versta je je niet, die mep je een blauw oog. Gevolg: sinds de Cuba-crisis van 1962 was de wereld niet zó onveilig. Een aansporing voor Europa om op de rem te trappen, voor het te laat is.

Voor u mogelijk verbaasd verder leest: dit verhaal is niet pro-Russisch, het is niet pro-Oekraïens. Het is pro-vrede. Aan de oorlog in Oekraïne moet zo snel mogelijk een einde komen. Moet dat niet de inzet zijn van alle humanitaire politiek vis-à-vis de crisis? Opdat er niet nog méér mensenlevens verloren gaan? En voordat het te laat is en iemands hand aan de atoomknop uitschiet? Maar er is een probleem: vrede teweegbrengen is niet de core business van Washington.

Al sinds 2014 sturen de Amerikanen in plaats van onderhandelaars en vredesplannen namelijk massa’s wapens naar Kiev. De Minsk I en Minsk II akkoorden van 2014 en 2015, gesmeed door Frankrijk, Duitsland en Rusland, bekrachtigd door de VN-Veiligheidsraad, zijn door Washington van tafel geveegd. Confrontatie is sindsdien het motto. Rusland moet kapot. En Europa huppelt, met nu en dan een braaf blafje, mee aan het Amerikaanse lijntje.

Nogal wiedes, hoor ik u denken. Oekraïne vecht immers voor een just cause en Poetin is toch stapelgek? Was internationale politiek maar zo simpel. Dat het ingewikkelder ligt, valt onder meer af te lezen aan de onvrede over het westerse Oekraïne-beleid in delen van de rest van de wereld. In Argentinië, Afrika, Saudi-Arabië, India en China. Ook dichter bij huis is er tegenstand. In februari van dit jaar werd de bevelhebber van de Duitse marine, vice-admiraal Kay-Achim Schönbach, ontslagen vanwege strategisch verschil van inzicht met het kabinet-Scholz. Een maand later moest de baas van de Franse militaire inlichtingendienst, generaal Eric Vaud, het veld ruimen. Zogenaamd omdat zijn dienst het verloop van de oorlog in Oekraïne niet had voorspeld.

Sinds de Russische invasie van 24 februari is het credo in de pers dat Frankrijk en Duitsland ‘erg naïef’ zijn geweest in hun contacten met Rusland. In het bijzonder met de persoon van Poetin, het gezicht van het probleem. Maar dit doekje voor het bloeden verbergt diepgaande verschillen van inzicht. Vladimir Poetin is een wrede dictator, maar gek is hij niet. Eerder voorspelbaar. Tevens is hij de leider van een nucleaire wereldmacht, en alleen al dat feit zou inderdaad tot enige overpeinzing moeten leiden. Tot een verhaal over de oorlog en z’n achtergronden waarin vrede wél een kans krijgt.

Existentiële bedreiging

Sinds 2008 is uitbreiding van de Navo met Oekraïne en Georgië een verklaard doel van Washington. Moskou heeft de Navo-uitbreidingen van 1997 en 2004 geslikt; zowel de Verenigde Staten als Duitsland had beloofd dat ze niet zouden gebeuren. ‘Not an inch’, zei James Baker. Maar in 2008 trokken de Russen een rode streep. Genoeg is genoeg. Zoals Amerika geen Russische raketten in Cuba en geen Chinese in Mexico of Canada wil, zo wil Rusland geen Amerikaanse in Oekraïne en Georgië. Het beschouwt Oekraïense toetreding als een existentiële bedreiging.

Officieel is de uitnodiging van het Westen aan Oekraïne om lid te worden van de Navo en de EU bedoeld om alles wat goed en mooi is te verspreiden. In werkelijkheid spelen overwegingen van economische macht en geopolitiek de hoofdrol. Het democracy and human rights verhaal is slechts het mediagenieke Trojaanse paard waarin U.S. Army Inc. zich verplaatst. Washington heeft met de uitnodiging – waar Frankrijk en Duitsland zwaar op tegen waren – een internationaal-politiek spanningsveld gecreëerd dat verdergaande economische integratie van West-Europa en Rusland in de weg staat, een integratie die mogelijk werd door de aanleg van de Nord Stream 1 (vanaf 2005) en Nord Stream 2 (vanaf 2018) gaspijpleidingen van Rusland naar Duitsland en verder bevorderd is door de afkoppeling van Duitse kerncentrales.

Intussen in Kiev. Daar vindt in februari 2014 een regime change plaats met actieve bemoeienis tot op het hoogste niveau van de Verenigde Staten. Dat gaat zonder ruggespraak met Brussel. ‘F*ck the EU’, zegt de Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken Victoria Numan op 6 februari in een afgetapt fameus geworden telefoontje met de Amerikaanse ambassadeur in Kiev. De BBC noemt het uitgelekte gesprek een diplomatic disaster. Twee weken later wordt de Russisch-gezinde regering in een situatie van straatprotest en geweld vervangen door een Amerikaans-gezinde. Rusland ziet deze machtswisseling als ondemocratisch en onconstitutioneel: als een coup die zijn belangen en die van de etnisch-Russische minderheid in Oekraïne (voor 2014 zo’n 20 procent van de bevolking) terzijde schuift.

Een van de eerste daden van de nieuwe, nationalistische regering in Kiev was het intrekken van taalrechten die aan de Russisch-sprekende minderheid in het oosten van het land waren verleend. Die bewuste provocatie leidde tot grote binnenlandse onrust en in mei 2014 tot de installering van twee autonome deelrepublieken rond de steden Loehansk en Donetsk. In maart waren daar al gevechten uitgebroken tussen regeringstroepen en milities van etnisch-Russische Oekraïners die zich door hun eigen land verraden en bedreigd voelden. Rusland reageerde op de nieuwe situatie met een snelle actie om z’n eigen veiligheidsbelangen te beschermen: het annexeerde de vanouds Russische Krim.

Amerika stak geen vinger uit

De oorlog in Oekraïne begon dus niet op 24 februari 2022 met Poetins ‘speciale militaire operatie’. Die begon al in maart 2014, als een binnenlandse oorlog. Tot vorig jaar vielen daarin 14.000 doden. Frankrijk, Duitsland en Rusland namen het voortouw bij de Minsk-akkoorden. Oekraïne zou buiten de Navo blijven, de Volksrepublieken Loehansk en Donetsk zouden een autonome status binnen Oekraïne krijgen, en de Krim bleef bij Rusland. Amerika stak echter geen vinger uit om Kiev te bewegen zich aan de akkoorden te houden. Niet onder Obama, niet onder Trump. Integendeel, vanaf 2017 en vooral vanaf december 2021 onder Biden werden de wapenzendingen alsmaar groter en talrijker.

De tweede escalatie begint acht dagen vóór 24 februari. Rusland heeft in het afgelopen jaar een forse troepenmacht ten noorden van Kiev samengetrokken, in de verwachting zo de toenemende militaire druk op het belegerde Oost-Oekraïne te verlichten door te dreigen met een invasie richting Kiev. Rapporten van OVSE en Navo-waarnemers laten echter zien dat het Oekraïense leger in januari en februari juist in de Donbas wordt versterkt. Vanaf 16 februari nemen de Oekraïense artilleriebeschietingen op doelen rond Loehansk en Donetsk spectaculair toe. En dan is er geen houden meer aan.

Een dag later verklaart Biden dat Rusland Oekraïne zal gaan binnenvallen. Weet hij al wat de Russische reactie zal zijn? Op 18 februari evacueren de beide Volksrepublieken hun hoofdsteden. Op 19 februari doet de Duitse bondskanselier Olaf Scholz een laatste poging om Minsk II te redden. Niet Poetin, maar Zelenski weigert, op Amerikaans advies. Op 21 februari stuurt Rusland militairen naar z’n Oekraïense bondgenoten met wie vriendschaps- en bijstandsverdragen zijn gesloten. Drie dagen later begint dan in een strook in het noorden, oosten en zuiden van Oekraïne de ‘speciale militaire operatie’. Poetins juridische punt: artikel 51 van het VN-Handvest staat zelfverdediging toe in geval van een aanval. Biden haalt z’n gelijk: de Amerikaanse selffulfilling prophecy is uitgekomen.

Claims dat Rusland Oekraïne wil ‘veroveren’ of de Sovjet-Unie in oude glorie wil herstellen zijn echter onzin. De officiële doelen zijn demilitarisering – het ontwapenen of vernietigen van het Oekraïense leger – en denazificatie – het neutraliseren van extreem-rechtse elementen binnen politiek, politie en leger van Oekraïne. Of Moskou uit is op regime change in Kiev is onduidelijk, maar laat zich raden. Het wil in ieder geval de beide Volksrepublieken veiligstellen en wellicht uitbreiden.

Feit- en contextloze propaganda

Om de contradicties van de oorlog voor eigen publiek te verbergen en de eigen oorlogsagenda te bevorderen, creëren en verspreiden het Westen en Oekraïne feit- en contextloze propaganda en fake news. Rusland doet dat ook, met weer andere berichten, voor zijn burgers. De vergelijkbare media-operaties hebben een ongelooflijk succes. Poetins populariteitscijfers in Rusland zijn en blijven ondanks de sancties hoog, en ook in de westerse mainstream pers moet je kritiek op de oorlogspolitiek met een loep zoeken.

Zulke kritiek wordt al gauw als immoreel afgeschilderd. Er is uitsluitend aandacht voor werkelijke of vermeende (geponeerde) oorlogsmisdaden. De suggestie, de indruk is al genoeg voor de onmiddellijke claim. Dit voert tot sterk door morele verontwaardiging gekleurde publieke opinies en snelle, ondoordachte politieke besluiten. We moeten nú handelen, do something, we zoeken later wel uit wat er in Boetsja en Kramatorsk precies is gebeurd. En we denken liever niet al te diep na over de onomstotelijkste misdaad: de oorlog op zichzelf.

Het lijdt geen twijfel dat Rusland de agressor is. Maar is Oekraïne dat niet eveneens? En staat niet als een paal boven water dat Amerika aan de touwtjes trekt? We zien het resultaat. In de patstelling die zich ontwikkelt tussen de twee nucleaire machten kan straks niemand zich meer gezichtsverlies veroorloven. De oorlog gaat door. De rode knop blijft nadrukkelijk aanwezig. Washington en de Navo bieden geen uitweg. Ze zijn medeverantwoordelijk en dus partij.

Inmiddels is een enorme inkomensoverdracht op gang gekomen van de Europese burger naar de wapenindustrie en de wereldwijde olie- en gasindustrie, met verwoestende gevolgen voor welvaart en klimaat. Reden te meer voor Europese landen, Frankrijk en Duitsland in het bijzonder, om bij zinnen te komen en weer hun eigen plan te trekken. Laat men zich realiseren, Minsk II in de hand, dat de vrede in Oekraïne beter veel vroeger dan later kan uitbreken. Wat de als duiven vermomde haviken in Washington, Londen, Kiev en Moskou daar ook van mogen vinden.


zaterdag 9 april 2022

Fries Genootschap, LC en Omrop sette de oanfal yn op it Frysk



It moast der in kear fan komme. It hong al tiden yn ’e loft. Mar no hat de Frysktalige Omrop Fryslân einlings bûnsmaten fûn. Op in ‘sympoasium’ oer regionale sjoernalistyk yn Fryslân, juster yn Ljouwert, giene de maskers foarwei: ,,Gebruik de taal niet om politieke grenzen te trekken en mensen buiten te sluiten”, sa sljochte Sander Warmerdam, haadredakteur fan de Ljouwerter, it paad foar it Nederlânsk yn Omrop-útstjoeringen.

It smûke byinoar-wêzen fan Fryske media waard fasilitearre troch it Koninklijk Fries Genootschap, it Hollânsktalige elitêre klupke dat al sûnt syn oprjochting yn 1827 it brânpunt is fan alles yn Fryslân dat de Fryske taal út ’e wei hawwe wol. De usual suspects. Warmerdam oan it wurd, Spijkers (haadredakteur Omrop) oan it wurd, Jongbloed (Fryske Akademy) fertelde wer wat oer taal en sosjale media. En der wie kofje. It Friesch Dagblad wie net útnoege om mei te praten, mar stjoerde nuver genôch wol in ferslachjouwer. Hjoed yn myn krante: ‘Halsstarrig gebruik van de Friese taal in media sluit mensen uit van debat’.

Dat is it boadskip fan Warmerdam. Neffens Warmerdam soarget de ientalichheid fan de Omrop op televyzje en radio net inkeld foar útsluting fan minsken dy’t de taal net ferstean kinne, mar stiet er ek de bettere sjoernalistyk yn ’e wei. ,,Hoe belangrijk ook, de focus van de Omrop op het behoud van de taal houdt journalistieke vernieuwing tegen.” Spijkers op har bar kopte de bal heal yn en heal neist: ,,De sjoernalistyk moat nei in heger plan”, wie se it mei Warmerdam iens. ,,En de taal is dêryn in flok en in seine”, kaam se mei wat nuânse. Mar dat de Omrop-lieding graach hegere sjoch- en harksifers hawwe wol en dus (?) oanstjoert op mear romte foar it Nederlânsk yn syn útstjoeringen, is in publyk geheim. ,,Us app is twatalich.”

De uitspraken van Warmerdam lieten het publiek niet onberoerd’, notearret myn krante. It hoe, wat en wêrom stiet der spitigernôch net by. Earst mar dy ûnderstelde útsluting. Dy jildt fansels foar álle gebrûk fan in minderheidstaal dy’t net-minderheidstaligen net ferstean wolle. Warmerdam syn remeedzje is in âlde bekende: praat en skriuw leaver yn de mearderheidstaal, dan kin elk oan de diskusje meidwaan en wurdt nimmen ‘bûtensletten’. Tankewol, Sander. Twahûndert jier taalproblematyk op in achterneimiddei ûnder it geniet fan in bakje oplost. Praat gerêst Frysk tsjin elkoar, mar wês tsjin oaren foaral dimmen en fatsoenlik, ken dyn plak en brûk it Nederlânsk.

De haadredakteur ferjit te fermelden dat it probleem fan de fersteanberens ék oplost wurdt as de mearderheidstaligen de minderheidstaal leare te ferstean en te lêzen. No kinne wy sok frij normaal en beskaafd gedrach net ferwachtsje yn de omgong mei álle minderheidstalen dy’t yn ús provinsje brûkt wurde. Mar yn it gefal fan it Frysk, de taal dy’t de helte fan de befolking praat, dy't hjir dus gjin minderheidstaal is, leit dat in slach oars. Warmerdam praat lju nei de mûle dy’t miene dat bewust Frysktaligen opsletten wurde moatte, martele en troch de knibbels sketten as se it oait noch ien kear oandoarre om har taal yn it politike en sjoernalistike discours te brûken.

Dan dat nivo fan de sjoernalistyk, dat te lijen hawwe soe fan in bytsje Frysk op radio, televyzje en yn ’e krante. Warmerdam docht foar Spijkers it wurd, sels wol se it net sa hurd sizze, bliid mei syn útlittingen is se grif. Mar ,,[h]oe belangrijk ook, de focus van de Omrop op het behoud van de taal houdt journalistieke vernieuwing tegen"?

Hoe dan? Watfoar nivo wurdt net helle en watfoar fernijing net beskrept? Der wurdt wiisd op it al ieuwen bekende feit dat de measte Friezen analfabeet binne yn har eigen taal, mar wat dat mei nivo en fernijing fan sjoernalistyk te krijen hat? Oare mooglikheid is dat nivo en fernijing ûnder druk stean om’t tefolle sjoernalisten net mei it Frysk oerwei kinne. Dat sil ek net bedoeld wêze, want wy ha ommers de Afûk en taalkursussen dy’t de net-Frysktalige dames en hearen op ‘nivo’ bringe kinne - sadat se sûnder problemen de winske ‘fernijing’ ta stân bringe kinne sille.

Dat is dus allegear, ja, ûnsin. Oan ’e ein komt de aap út de mouwe. De LC en de Omrop hawwe betocht dat der ien of oare media-talkshow komme moat wêryn’t ‘media op elkaar aansluiten in de berichtgeving, en aan het eind van de dag in een ‘5-programma’ samen het nieuws van de dag doornemen’. Aha, showtime! De Provinsje Draait Fierder, foar de kamera’s fan de Omrop. En-dan-moat-der-inkeld-Hollânsk-praat-wurde. Capiche?

Sa’n Sander-Draait-Door programma sil, hopet de haadredakteur anneks ferdigener fan de frije parse, ‘een sterkere journalistieke cultuur’ foarút helpe, ‘waarbij de pers echt tanden toont’, sadat ‘politici niet wegkomen met wollige cirkelredeneringen’, ensafierderhinne (yn de wurden fan de ferslachjouwer). Sa’t it no is, krijt dy Brave New World fol sjoernalistike helden gjin kâns. Want dat ferrekte Frysk.

No soe ik noch in hiel betooch opsette kinne oer de sterke en foaral de swakke punten yn de ‘journalistieke cultuur’ fan regionale media yn Fryslân. Mar it liket ûneinich folle wizer en doch dat mar net. By einsluten bin ik yn it spier foar itselde concern as Warmerdam. As dat concern myn advizen noadich hat, dan hear ik it wol in kear. Dan soe ik it tink ik hawwe oer te min sjoernalisten, te min kennis, te folle foarljochters en wurdfierders en ellinde út de bûtenlânske parse - allegear saken dy't no krekt nét oan 'e oarder kamen op it sympoasium.

Mar as it oer it Frysk giet, hâld ik my it rjocht foar om in miening te hawwen en dy ek te uterjen. Dit triktrakjen fan Genootschap, LC en Omrop om myn taal fan it fjild te spyljen, tsjûget fan yntellektuele earmoede, kommersjele treurnis en leechachtsjen fan sa likernôch de helte fan de maatskippij dy’t dy organisaasjes nota bene har besteansrjocht jout. 


Sjoch ek by Henk Wolf


.












 

vrijdag 8 april 2022

It Skriuwersboun en 'The Lucky Six'



Foar my haw ik it fiif siden tellende plan fan It Skriuwersboun, foar, sa’t derboppe stiet, ‘in ridlike beleanning foar skriuw(st)ers en mear promoasje’, en, yn lytsere letters, ‘mear kar-út foar lêzers en harkers’ en ‘mear boeken en bondels yn it Frysk’.

De good old Sovjet-Uny hie fiifjierreplannen, leau ’k, dêr giet It Skriuwersboun no oerhinne mei in mar leafst tsienjierreplan. Want, sa einigje de útstellen: ‘De boppe omskreaune wurkwize moat minstens tsien jier de tiid krije om har [sic] te bewizen. Minsken dy’t har bêst dogge moatte de romte krije.’ Wa en wat mei dat lêste krekt bedoeld wurdt is ûndúdlik. Miskien moatte wy it tsienjierreplan earst ris op ús gemak lêze. Wol kin alfêst sein wurde dat dit inisjatyf in hiele stap foarút is ferlike mei it earste útstel fan it nije Skriuwersbounbestjoer, july 2021. Dat gie doe oer riante frijwilligersfergoedingen foar bestjoersleden fan, jawol, It Skriuwersboun.

It plan bestiet út twa, op it each, ridlike útstellen (A en B) en it ding dêr’t it eigentlik om draait (C).

Earst A. Tariven. It bûn stelt út dat skriuwers (m/f/û) tenei alle kearen betelle wurde sille foar in publikaasje, lêzing of tsjinst (optreden), en hantearret dêrby de folgjende minimale bedraggen:

* optreden, lêzing, foardracht foar publyk yn in seal 100,-

* idem foar radio of televyzje 100,-

* gedicht, koarte resinsje, kollum yn tydskrift of krante 150,-

* skôging, essee, koart ferhaal, lange resinsje 200,-

* fraachpetear 300,-

Skriuwers meie har ek méar betelje litte as de boppeneamde minimumbedraggen, meldt it goederjouske Boun. It bestjoer hat media alfêst oanskreaun mei it fersyk om yn alle gefallen de minimumbedraggen út te beteljen. De list mei minimumbedraggen liket lykwols opsteld troch minsken dy’t net werklik witte wêr’t se it oer hawwe, mei permisje.

In lêzing hâlde foar 100,- euro? Hat it Skriuwersboun in idee hoe’n lange tarieding (en hoefolle al opboude en oanwêzige kennis) noadich is om in lêzing (faak 20-30 minuten) oer in literêr ûnderwerp te hâlden? Itselde jildt foar de 200,- euro foar in skôging of essee: it minimumbedrach is fierstente min. De 150,- euro foar in gedicht of kranteresinsje leit dan wer (fier) boppe de tariven dy’t kranten en blêden no útbetelje. Nim my net kwea ôf: wa betinkt dat de publikaasje fan in inkeld fers méar opsmite moat as it tarieden en útsprekken fan in lêzing?

Utstel B giet oer kontrakten en it winsklike útbeteljen, troch de útjouwer, fan de helte fan de royalty’s dy’t in skriuwer krije soe as de hele earste oplaach ferkocht rekket. Dat liket net sa gek, al mien ik te witten dat dat yn alle gefallen by dichtbondels oant sa. 2006 gebrûklik wie. Hjir wurdt dus pleite foar werstel fan in fanâlds besteande sitewaasje. Prima.

It is útstel C dat ús wekker skodjze moatte soe. It idee beslacht trije fan de fiif siden fan it hiele dokumint. De kop by C is: ‘Ekstra honorarium en pakkende promoasje foar regelmjitich te ferskinen “lekker lêsbere” boeken’.

Koartsein: Boeken fan Fryslân (dat is yn ’e praktyk inkeld mar de Afûk, want de oare útjouwers dogge al lang net mear mei yn it stichtingsbestjoer) wiist in trijekoppige ‘ûnôfhinklike’ lêskommisje oan, besteande út ‘in lêzer, in boekferkeaper, in biblioteekmeiwurker’. Dy lêskommisje kiest út it oanbod fan boeken op kommendewei minimaal seis titels, dy’t dan ekstra promoasje krije, fersoarge troch Boeken fan Fryslân. De útkarde boeken binne jierliks minimaal trije en maksimaal fjouwer romans, ien ‘oarspronklike dichtbondel’ en ien of twa boeken út de kategoryen jeugd, oerset, ferhalen of non-fiksje. En as klap op de molkbus: de skriuwer fan sa’n útkeazen titel krijt 5000,- euro boppe op wat er mei syn útjouwer ôfpraat hat.

Wolja man. 5000,- euro is de helte fan wat tsjintwurdich nei in Gysbert Japicxpriiswinner oermakke wurdt. Yn myn lytse wrâld is dat, wat, twa kear in knappe occasion dêr't ik tsien jier yn autoride kinne soe? Serieus jild dus foar in jierliks groepke fan ‘lekker lêsbere’ skriuwers, ferdield troch in Afûk-kommisje.

De ratio fan útstel C is dat der tsjintwurdich net genôch ‘lekker lêsbere’ boeken ferskine (probleem) en dat dy sitewaasje feroarje cq. ferbetterje sil (oplossing) troch it oanbieden fan ‘ekstra promoasje’ en in hieleboel jild foar de skriuwers fan sokke boeken. Tsjin dy premisse binne twa beswieren yn te bringen.

Op it foarste plak dy ‘ekstra promoasje’: wêrom docht Boeken fan Fryslân alias de Afûk net gewoan it wurk dêr’t er foar oprjochte is, dat is, boeken promoatsje? As BfF/Afûk mient dêr op dit stuit net foldwaande middels foar te hawwen, wêrom kloppet BfF/Afûk dan net gewoan oan by de Provinsje?

Op it twadde plak sprekt út dit útstel de ferwachting dat de foarse ekstra jildlike beleanning fan ‘lekker lêsbere’ skriuwers foar it skriuwen fan ‘lekker lêsbere’ boeken liede sil ta méar ‘lekker lêsbere’ skriuwers en dito boeken. Is dat net in fersin? Is it net sa dat wy yn it Fryske taalgebiet domwei net méar fan sokke boeken produsearje kinne, simpelwei om’t der net genôch Fryske skriuwers binne cq. net genôch Fryske skriuwers dy’t nocht hawwe oan it skriuwen fan sokke boeken? As dat sa is, dan helpt dy – efkes rekkenje – 30.000 euro ekstra skriuwersfergoeding alle jierren dus hielendal nul noppes. As dat sa is, dan bedarret it ekstra jild fierstente faak yn de bûsen fan itselde lytse groepke.

Der is noch in oar dreech punt oan útstel C. Dat is de seleksje fan titels. It Skriuwersboun wol dêr in kommisje foar yn it libben roppe fan trije eins deagewoane lêzers. Mar skriuwers, útjouwers en BfF witte sels ek wol watfoar soart literatuer kâns makket op in bredere fersprieding as oare, dêr hawwe se gjin ‘boekferkeaper’ en ‘biblioteekmeiwurker’ mei riante 'frijwilligersfergoeding' by fanneden. 

Wat de ynstelling fan sa’n kommisje en de yntroduksje fan útstel C yn ’e praktyk wol docht, is in heleboel ûnrêst feroarsaakje ûnder útjouwers en skriuwers dy’t it net iens binne mei de jierlikse list fan ‘The Lucky Six’. En rekkenje dan ek mar op échte ûnrêst, want it giet ommers net om neat. It giet om bergen jild.

Utstel C is dus net in goed idee, it is in oerstallich en skealik idee. 

Neat hâldt BfF tsjin om te promoatsjen wat se wolle, sa’t it no is. Dêr is it gjin oplossing foar. En wat de skriuwers oanbelanget: as it Skriuwersboun sa graach mear jild nei skriuwers ta hawwe wol, wêrom dat dan net foar allegear regelje fia de wenstige provinsjale boeksubsydzjes? Dan hawwe skriuwers der ek wat oan dy’t net fan doel binne om Hilda Talsma en Ferdinand de Jong nei te aapjen, en dan hoecht it Boun ek net sa útdruklik te biddeljen om ‘solidariteit’ fan syn oansletten leden.

Want dan wurdt in folle begrypliker solidariteit yn stelling brocht, nammentlik de solidariteit fan de ‘grutten’ (kwa ferkeap) mei de ‘lytsen’, ynstee fan oars-, ik bedoel ferkeard, om.

*

N.B. It Skriuwersboun kin alfêst de ferline jier om frege 'frijwilligersfergoeding' foar bestjoersleden wol ynboeke: it briljante idee om oan boekpromoasje op billboards te dwaan krijt grif 15.000 euro fan stimfanfryslân (lês: de Provinsje). 


.