Het eerste boek over internationale politiek dat ik ooit las, was De Navo-staarders. De bewapeningspolitiek voor arbeiders verklaard van polemoloog Hylke Tromp uit 1974. Als ik het me goed herinner, werden daarin de machinaties van het westerse ,,militair-industrieel complex” uit de doeken gedaan, dat ons wilde wijsmaken dat de Russen any day now bij ons hier over de vloer zouden komen.
Ik spreek nu natuurlijk over een grijs verleden. Het militair-industrieel complex staat al lang in het museum van de radicaal-linkse maatschappijkritiek. Maarrrrrrr…. we hebben er inmiddels wat nieuws voor terug gekregen. Het ,,groen-industrieel complex” (GIC), het huwelijk tussen wat ik maar noem pastelgroen en braaf geld. Ik kom er zo op terug. Het GIC kan trouwens, opvallend, die Russen ook weer goed gebruiken, zij het niet hun oneindige aantallen tanks maar hun niet uit te putten voorraden aardgas.
De belangrijkste woordcombinatie in het vocabulaire van het GIC is ,,duurzame energie”. Daarmee worden, bij het momentele gebrek aan andere massaal inzetbare ,,duurzame” energieproductiemiddelen, vooral windmolens bedoeld. Duurzaam moet in dit verband betekenen dat windmolens minder CO2-uitstoot tot gevolg hebben dan conventionele middelen van elektriciteitsproductie, zoals kolen- of gascentrales. Wij moeten onze afhankelijkheid van fossiele energiebronnen terugbrengen, is de sleutelzin in iedere publicatie van het GIC.
En nu op de Krim gebleken is dat Poetin niet altijd van plan is om te doen wat Obama wil, is er nog een tweede belangrijke woordcombinatie bij gekomen: ,,onafhankelijkheid van Russisch gas”. Ook dat streven is inmiddels populair bij het GIC. En ook hier luidt de oplossing: zoveel mogelijk windmolens plaatsen.
Het GIC nu is de grote maatschappelijke coalitie tussen pastelgroen en braaf geld. Pastelgroen is iedereen die vindt dat we ,,inderdaad iets aan het milieu moeten doen”, maar die liever geen al te pijnlijke keuzes maakt ten faveure van datzelfde milieu. En braaf geld, dat is dat deel van de industrie dat aan die houding tegenwoordig heel veel geld verdient.
Maar voor iedereen die zich langer dan vijf minuten in ,,duurzame energie” verdiept, is het duidelijk dat windenergie miljarden kost (subsidies), nauwelijks CO2-uitstootvermindering oplevert (geen vervanging van centrales, emissiehandel), amper een bijdrage levert in de energievoorziening (maximaal 2 procent in 2020), een enorme aanslag betekent op Nederlandse en Friese landschappen (molens van minstens 160 meter hoogte) en leidt tot gezondheidsproblemen voor omwonenden (slaapstoornissen, stress, psychische aandoeningen).
Daarnaast is de introductie van Poetin in deze discussie enigszins potsierlijk voor een land dat beschikt over een van de grootste gasbellen ter wereld. Bovendien: zie de opmerking hierboven over maximaal 2 procent in 2020.
Waarom vindt de propaganda van het GIC dan toch zoveel luisterende oren? Dat komt omdat u en ik en ook hullie en zullie de laatste decennia allemáál pastelgroen zijn geworden. Wij zijn de pastelgroenen. Wij willen wel ,,iets” doen voor het milieu, maar we willen er onze energieverslindende levensstijl niet ingrijpend voor aanpassen. Wij hebben een schuldgevoel ontwikkeld, en willen dat graag pacificeren. Vandaar ons gelóóf in windmolens. En wij betalen onze extra belastingmiljarden liever voor die pacificatie dan dat we de beperkingen accepteren die optreden wanneer we moeten investeren in maatregelen die wérkelijk effect hebben op het milieuprobleem.
U kunt die maatregelen zelf wel bedenken.
Windmolens zijn zo bezien aflaten voor de welgestelde middenklasse in het moderne rijke Westen. Windmolens zijn de hangplekken van milieubeweging, politiek en economie, die zich alle drie hebben verknoopt in het GIC. Windmolens zijn de troostchocolaatjes voor een samenleving die in z’n schuld berust.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten