In opmerklik lûd fan poëzij-resinsint Willem Thies op de Contrabas, dêr't ik my - as diplomearre aartskonservatyf/Flaams-Blok-oanhinger/kryptofaksist en wêr't jo ek mar foar útmakke wurde as jo gjin earsten leafhawwer binne fan it der mar wat hinne kwatteljen fan ûnbegryplike rigels - hielendal yn fine kin:
"Ik grijp deze gelegenheid aan om te pleiten voor een herwaardering van de schoonheid in de (dicht)kunst. Een revival. Een comeback.
Natuurlijk hoeft dit geen verheven schoonheid te zijn, goddank niet! Spaar me. Maar... een zekere schoonheid: duister, rauw, desnoods bruut of gruwelijk. Een zekere erotiek of sensualiteit van de (dicht)kunst, bij voorkeur een donkere sensualiteit.
Poëzie dient niet ‘alleen maar’ of ‘uitsluitend’ mooi te zijn, maar zij moet wel (of kán) op zijn minst mooi zijn.
Al te vaak is niet de schoonheid vrijblijvend (zoals ‘haar tegenstanders’ beweren), maar deze uitspraak van Lucebert in het huidige tijdsgewricht – ze wordt er aan de haren bijgesleept, volkomen misplaatst (met deze term doel ik ook op het feit dat de woorden van Lucebert in de context van de tijd moeten worden gezien, ofwel: ‘gehistoriseerd’ moeten worden). Net als de uitspraak van Adorno: ‘nach Auschwitz ein Gedicht zu schreiben, ist barbarisch’. Ook deze quote wordt te pas en te onpas gebruikt, en gepolitiseerd, ingezet tegen een bepaalde poëtica, of juist ten faveure van een andere.
Veel dichters ‘willen’ geen mooie poëzie schrijven, omdat zij geen mooie poëzie kúnnen schrijven. Zij beweren geen schoonheid te kunnen verdragen omdat zij geen schoonheid kunnen voortbrengen. Het is een gebrek en tekortkoming, listig vermomd als morele overtuiging.
Een groot deel van de dichters (een forse minderheid in ieder geval) is nu eenmaal een armoedig stilist (lees: géén stilist). Hun stijl is kreupel, krukkig en krakkemikkig."
Lês fierder op de Contrabas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten