maandag 25 april 2022

De militarisering van de media. Hoe Nederland volop meedoet aan de informatie-oorlog tegen Rusland


Russische propaganda, desinformatie, leugens. Sinds de berichten over een Russische anti-Clinton socialemediacampagne in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 staat het fenomeen ‘informatie-oorlog’ hoog op overheidsagenda’s. In de Verenigde Staten, in West-Europa, zeker ook in Oost-Europa, de Baltische staten en Oekraïne. Verrassing: Nederland speelt binnen de Europese Unie een opvallende, tot dusver onderbelichte rol in de Grote Tegenaanval.

In maart 2015 gaf de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders zijn zegen, plus een zak met geld, aan een organisatie die erop gericht is om ‘onafhankelijke media’ in Russisch-sprekende gebieden in Oost-Europa en Centraal-Azië te steunen en te trainen. Deze Russian Language News Exchange (RLNE) is een initiatief van de Nederlandse ngo Free Press Unlimited (FPU) in Amsterdam en Oekraïne-lobbyist Maksym Eristavi. Naar eigen zeggen publiceerde RLNE in de periode 2016-2020 meer dan zevenduizend verhalen, onder de motto’s ‘We’re honest, objective and impartial’ en ‘Everyone’s voice must be heard’. Maar worden zulke mooie slagzinnen wel in praktijk gebracht?

Een pro-atlantisch netwerk

Voor we verder gaan, eerst even wat ngo-geschiedenis proberen te ontwarren en bijbehorende namen plaatsen.

RLNE werkte samen met media uit onder meer Azerbeidzjan, Belarus, Georgië, Moldavië en Oekraïne. Dat gebeurde onder leiding van Maryia Sadouskaya-Komlach, een in de Verenigde Staten opgeleide journaliste uit Belarus, die eerder de European Endowment for Democracy had geadviseerd over de haalbaarheid van ‘Russian-language media initiatives’. Sadouskaya-Komlach – tegenwoordig in dienst van FPU; het is onduidelijk of RLNE nog steeds actief is – is tevens fellow aan de sterk pro-atlantische en op de Navo geöriënteerde denktank Centre for European Policy Analysis (CEPA), met vestigingen in Washington en Warschau. CEPA is ‘dedicated to re-inventing Atlanticism for a more secure future’ (Facebook-site).

Mede-oprichter van RLNE, naast FPU, is zoals gezegd de uit Oekraïne afkomstige, maar in de Verenigde Staten opgeleide journalist en schrijver Maksym Eristavi. Ooit begonnen als journalist bij het Amerikaanse Radio Free Europe (in 1949 opgericht door de CIA), was hij onder meer senior fellow bij The Atlantic Council en volgde hij leiderschapstrainingen bij het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken. Evenals Sadouskaya-Komlach is hij fellow bij het CEPA. Ook is hij voorzitter van Kyiv Pride en mede-oprichter van de Oekraïense internetzender Hromadske International. Eristavi heeft onder meer voor The Washington Post, The New Statesman, Politico en Foreign Affairs geschreven over identiteitspolitiek in Oost-Europa, desinformatie en Russisch kolonialisme.

Het eerste bericht dat RLNE de wereld instuurde, betrof de schrijnende armoede van veel gepensioneerden in Georgië. Het stuk wordt door FPU zo samengevat: ‘An elderly Georgian woman told a journalist that while she could hardly ever afford meat, she continued to buy Whiskas for her cat.’ Andere berichten van RLNE gingen over de situatie van lhbti’ers in Rusland en andere ex-Sovjet-staten, waar deze mensen vaak bar weinig begrip en tolerantie ontmoeten en regelmatig doelwit zijn van geweld. Een van de motoren van die verslaggeving was RLNE-medewerkster Svetlana Kozlova, een naar Praag uitgeweken Russische journaliste.

Het lijkt erop dat RLNE inmiddels op non-actief is gezet, afgaand op haar disfunctionele internetsite, en is opgegaan in een Praagse ngo met de naam Free Press Eastern Europe (FPEE). FPEE is opgericht in 2015 door FPU, samen met het Amerikaanse Press Start (opgericht november 2015) en het Tsjechische Transitions. De belangrijkste activiteit van FPEE is het runnen, eveneens sinds 2015, van de Prague Media School (PMS) voor training van journalisten uit Oost-Europa en Centraal-Azië (en uit landen van de Europese Unie).

Transitions bestaat al sinds 1999 en wordt geleid door Jeremy Druker – dezelfde die leiding geeft aan Press Start, dat in New York gevestigd is. Stafleden van Transitions werken ook voor Press Start; het lijkt erop dat Press Start een offshoot is van Transitions en dat de branche in New York bedoeld is om ook Amerikaanse subsidiegevers te interesseren voor de vrijepersstrijders uit Praag. Druker geeft les aan NYT-Prague, Kozlova studeerde er.

Het vlaggenschip van dit door westerse overheden en stichtingen gefinancierde media-conglomeraat is de PMS. Anders dan RLNE werkt de PMS (officieel) niet samen met journalisten uit de voormalige Sovjet-Unie. Ze staat enkel open voor journalisten uit EU- en Navo-landen ‘who are interested in learning about collaborative and investigative journalism techniques’. De geografische beperking vloeit voort uit het feit dat de school mede wordt bestuiverd door de EU, onder meer via het Europese ‘Pilot project supporting investigative journalism and media freedom in the EU’. De eerste cursusronde van 2022, zowel digitaal als ter plekke in Praag, is in april gehouden en de tweede volgt in mei.

De trainers zijn dezelfde mensen die we al tegenkwamen bij RLNE. Svetlana Kozlova geeft een cursus ‘Cross-border collaborative journalism’. De site van PMS vermeldt dat Kozlova in dienst is van RLNE, maar haar LinkedIn-site meldt dat zij sinds januari 2019 werkt voor FPEE. Een andere trainer, sinds 2016, is Diana Petriashvili, deputy editor-in-chief van FPEE. Eerder werkte Petriashvili voor JAMnews, een nieuwsorganisatie in Georgië en partner van RLNE.

Nog een trainer: Maksym Eristavi, fellow bij CEPA. Het CEPA, by the way, is van plan om op 28 april een ‘Nato Youth Summit’ te houden, onder het motto ‘Securing our shared interests’. Op 4 februari dit jaar was er al een dergelijk ‘virtual event’ met als titel ‘Why Ukraine’s succes is in the U.S. national interest’. Sponsors waren onder meer het American Enterprise Institute, de American Foreign Policy Council, de Atlantic Council, de Carnegie Endowment for International Peace en het Center for a New American Security.

Nato StratCom COE en ESTF

Het aldus mede door Nederland en het Amsterdamse FPU geïnitieerde en aangezwengelde netwerk van ngo’s die zich inspannen voor persvrijheid en ‘onafhankelijke media’ in Oost-Europa en Centraal-Azië blijkt institutionele en persoonlijke banden te hebben met atlanticistische denktanks als CEPA en The Atlantic Council. En dus, uiteindelijk, ook met de Navo.

Want ook de Navo houdt zich bezig het analyseren van Russische informatieverspreiding en het formuleren en verspreiden van eigen narratieven. Begin 2014 werd daartoe Nato StratCom Center of Excellence opgezet in Riga. Het centrum werd erkend als een geaccrediteerd Navo-orgaan op 1 september van dat jaar. ‘Since wars begin in the minds of men, it is in the minds of men that the defences of peace must be constructed’, gebruikt Nato Stratcom COE een citaat uit het vocabulaire van Unesco. Het doel is om strategische communicatiestrategieën te bedenken voor de Navo en aangesloten landen. Een van de eerste rapporten verscheen al in maart 2015, getiteld ‘Analysis of Russia’s information campaign against Ukraine’. Een informatiepartner is het Oekraïense ministerie van Informatiepolitiek (MIP).

In maart 2015 kwam de EC met een vergelijkbaar initiatief, de East StratCom Task Force (ESTF). Die rekent tot zijn taken het aanwijzen en ontmaskeren van Russische desinformatie, het realiseren van eigen ‘effective communication’ en het promoten van de EU in landen van de voormalige Sovjet-Unie. Tot de oprichting werd besloten tijdens een vergadering van de EC op 19 en 20 maart 2015, vanwege de ‘need to challenge Russia’s ongoing disinformation campaigns’.

Het verschil tussen informatie en desinformatie is echter lang niet altijd zo duidelijk. In 2018 werden bijvoorbeeld enkele artikelen van GeenStijl, The PostOnline en De Gelderlander bestempeld als Russische propaganda. Deze media klaagden de Europese Commissie aan wegens smaad. Er bestaat in westerse democratieën immers ook zoiets als vrijheid van meningsuiting. De drie eisten rectificatie en verwijdering van de gesuggereerde verbanden met desinformatie. Inmiddels is de zaak geschikt, de beschuldigingen zijn weggehaald en de aanklacht is ingetrokken. De NOS onthulde in februari 2018 dat ESTF voor z’n mediastrijd geen professionals in dienst had maar gebruikmaakte van (slechts) tien vrijwilligers.

Denktanks tegen vrije meningsuiting

Al diverse westerse denktanks hebben geprobeerd de informatie-oorlog van Navo en EU tegen Russische desinformatie een wat wetenschappelijker aanzien te geven. Bijvoorbeeld het door de Leidse hoogleraar en Trouw-columnist Rob de Wijk in 2007 opgerichte The Hague Center for Strategic Studies (HCSS). Dat kwam in december 2017 met een, overigens in Nederland nauwelijks opgemerkte studie getiteld Inside The Kremlin House of Mirrors. How Liberal Democracies Can Counter Disinformation And Societal Interference. Vier maanden later publiceerde de Amerikaanse HCSS-partner Rand Corporation, een denktank gelieerd aan het Pentagon, een vergelijkbare maar meer op het conflict in Oekraïne toegespitste studie, genaamd Russian Social Media Influence. Understanding Russian Propaganda in Eastern Europe.

Het HCSS-rapport kwam tot stand in opdracht van de Nederlandse ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Het opent met het uitgangspunt: ‘Russia’s disinformation campaigns have targeted liberal democracies in Europe and North America with the goal to undermine societal coherence and distort the democratic process’. En: ‘[d]isinformation activities are part of a broader hybrid campaign aimed at destabilizing societies (..).’

Westerse overheden moeten zich daarop bezinnen en concrete maatregelen nemen. ‘This requires a consolidated and comprehensive government wide effort that involves not only a serious StratCom effort but also a range of other policies and measures.’ De HCSS-schrijvers aarzelen niet om minstens drie aanbevelingen te doen die de vrijheid van meningsuiting en de journalistieke ethiek flink aantasten:

Ten eerste moeten westerse regeringen streven naar een ‘one voice policy’ via coördinatie tussen overheden, opdat de vijand geen gebruik kan maken van ‘inconsistencies’. Zowel overheden als hele maatschappijen ‘should stop tolerating [mijn cursivering] those who are actively supporting Russian propaganda and disinformation under the pretext of free speech [idem]’.

Ten tweede, meer tongue in cheek geformuleerd, kan het soms nodig zijn om bepaalde nieuwsorganisaties de toegang tot de ‘internal information space’ te ontzeggen door ze te verbieden of te blokkeren. Hiermee moet men echter wel voorzichtig zijn, want, alweer, er bestaat zoiets als persvrijheid. Vaak is het beter om met verspreiders van desinformatie in discussie te gaan en hun verhalen in het openbaar te ontkrachten of tegen te spreken. We zien hier enige spanning met de zero tolerance policy van de eerste aanbeveling.

En, ten derde, de creatie en verspreiding van tegenpropaganda is soms gerechtvaardigd. Alleen maar kale feiten verspreiden werkt misschien niet zo goed als de tegenstander op emoties inspeelt. ‘Offensive operations can be justified, but when detected or perceived, they can increase the risk of unintended escalation.’ Zulke operaties kunnen evenwel ook een positief effect op het conflict hebben, als ze worden ingezet als afschrikking of als voorzorgsmaatregel die de tegenstander wapens uit handen neemt.

Het wetenschappelijke manco van de Haagse studie is dat de opstellers net doen alsof altijd zonneklaar is wat desinformatie is, en wat gewoon kritische journalistiek is die het officiële narratief ter discussie stelt. Informatie wordt slechts utilitair gedefinieerd: wat goed uitpakt voor ons kan informatie heten, wat slecht uitpaktvoor ons is desinformatie en moet ook als zodanig worden afgeschilderd en verdacht gemaakt. Dat komt neer op intimidatie en verminking van de publieke discussie. Het HCSS laat zelfs een opening voor tegenpropaganda: voor het inbrengen van leugens in het publieke discours en het bedriegen van de eigen burgerij.

Kritische, belezen, ontwikkelde burgers zijn lastig. Het HCSS schrijft het niet met zoveel woorden, maar vindt dat wel degelijk. We moeten een beter begrip ontwikkelen van de manieren waarop maatschappijen fake news en desinformatie tot zich nemen, lezen we. En dan: ‘In particular, attention should be paid to the extent to which parts of the population are vulnerable to academic research [mijn cursivering] based on disinformation in such domains as communications, sociology and psychology.’

De opstellers van de Rand-studie uit 2018 volgen hetzelfde anti-democratische pad. De belangrijkste aanbeveling luidt ‘Higlight and “Block” Russian Propaganda’. Omdat consumenten van desinformatie vaak niet op de hoogte raken van de soms veel latere ontkrachting ervan, beveelt Rand aan om de consument al eerder te beïnvloeden, en wel door gebruik te maken van ‘advances in modern information technology’. Dat gaat van het plaatsen van waarschuwingen bij posts op sociale media, accountverificatie, het tijdelijk blokkeren of beëindigen van accounts, het via surfspionage en algoritme-analyse aanbieden van tegeninformatie, tot automatische identificatie van ‘toxic and incendiary comments’. Opnieuw is de vrijheid van meningsuiting het grootste struikelblok.

Een veiliger aanbeveling van Rand is het geven van ‘media literacy training’: het scholen van journalisten in het begrijpen en verkondigen van de ‘juiste’ (lees: de gewenste) en de ‘meest effectieve’ (lees: met de minste gelegenheid tot tegenspraak) narratieven. Dan zijn we weer aanbeland waar we dit artikel begonnen: bij de mede met Nederlandse en Europese steun opgezette ngo’s in Praag. De core business van op het oog zo aaibare organisaties als Free Press Unlimited en soortgenoten is het verzorgen van zulke mediatrainingen. Zo ontmoeten de twee Navo/EU-doelstellingen van persvrijheid dáár en persmanipulatie híer elkaar.

FPU over de oorlog in Oekraïne

Het motto van Free Press United, gevestigd aan de Weesperstraat 3 in Amsterdam, is: ‘We are making reliable information available to everyone’. Het geafficheerde doel is om burgers toegang tot informatie te geven, zodat zij geïnformeerd zelfstandig beslissingen kunnen nemen. FPU werkt wereldwijd in veertig landen. Op het eerste gezicht lijkt FPU niet zo geïnteresseerd in Oekraïne; in haar zeventien pagina’s tellende Multi Annual Strategic Plan 2018-2022 blijft het bij de vermelding dat ‘countries like Russia and Ukraine see increased levels of oppression against independent media’. De twee landen figureren niet in het Annual Plan 2022, noch in het Annual Plan 2021.

Niettemin geeft FPU op haar internetsite een ‘landenrapport’ over Oekraïne, waarin het een situatieschets brengt van de persvrijheid in dat land. Volgens FPU is Oekraïne de afgelopen tien jaar een ‘regional leader in journalism and press freedom’ geworden, onder meer dankzij een wet over media-eigenaarschap, de oprichting van een ‘independent public broadcaster’ en de introductie van strikte ‘language quotas for local media’ (i.e. de door de regering afgekondigde verplichting om in 75 procent van de zendtijd het Oekraïens in plaats van het Russisch als voertaal te gebruiken).

Maar ‘after Russia’s invasion’ van februari is de toekomst van onafhankelijke media in Oekraïne in gevaar. De mishandeling en marteling van journalisten in de ‘occupied territories of Luhansk and Donetsk’ de afgelopen jaren is een ‘indication of what may lie ahead’. FPU verzwijgt de onderdrukking van de vrije pers, kritische journalisten en politieke oppositie door het Zelinsky-regime. Het meldt slechts dat de Oekraïense justitie in 2021 ‘revealed that three leading news channels are being funded by entities linked to terrorist activities in the Russian-occupied areas of eastern Ukraine’.

Informatie uit Rusland is volgens FPU per definitie onbetrouwbaar en meestal staatspropaganda. Vandaar de noodzaak om ‘independent information in the Russian language’ beschikbaar te maken. Als illustratie gebruikt de internetpagina een foto van een schone dame in tanktop met een perskaart om haar nek en een rode pleister op de lippen geplakt. Met Oekraïne heeft de foto niets te maken, want die is genomen in Moskou op 23 juni 2019 tijdens protesten tegen de arrestatie van de Russische journalist Ivan Golunov.

Een andere internetpagina van FPU staat stil bij de lancering van het FPU-project Media Lifeline Ukraine, op 4 maart dit jaar tijdens een ontmoeting van journalisten en anderen in Amsterdam waarin werd besproken hoe de vrije pers in Oekraïne kon worden ondersteund. Media Lifeline Ukraine is ‘a coalition to protect journalists and keep reliable information available in and around Ukraine’. Giro 7676 werd opengesteld voor bijdragen van het Nederlandse publiek. Samenwerking met Reporters Without Borders werd aangekondigd.

Op 25 maart meldde FPU dat de toegang tot informatie van ‘independent media’ over de oorlog in Oekraïne in Rusland in toenemende mate wordt beperkt. Een ‘open debate’ over de oorlog is in Rusland niet mogelijk en ‘Putin’s popular nationalist argument’ overheerst. Daarom doet FPU nogmaals een dringend beroep op de Nederlandse regering en andere overheden om onafhankelijke media die het Russisch gebruiken te ondersteunen. ‘Independent information provided by journalists in and around Ukraine, including Russia, is essential to understanding what is happening.’ Verdediging is nodig tegen ‘the Russian information war’.

Blind aan één oog

Het moge inmiddels duidelijk zijn dat volgens FPU en aanverwante organisaties alleen Rusland desinformatie produceert. Van Oekraïense desinformatie, persbreidel of terreur tegen journalisten is geen sprake. Laat staan van westerse desinformatie, dat wil zeggen, pro-Oekraïense propaganda verspreid door grote westerse mediaconcerns.

FPU brengt één narratief over de oorlog, hetzelfde narratief – conform de door HCSS, Rand, Nato StratCom COE en de East StratCom Task Force geformuleerde en aanbevolen ‘one voice policy’ – dat ook door Navo, EU, atlanticistische denktanks en zowat alle westerse mainstream media wordt verspreid. Met systematische uitsluiting van het Russische, afwijkende en vaak tegengestelde narratief. Vergelijk eens het aantal Oekraïense en Russische zegslieden in uw krant.

Zodoende spreekt FPU, blind aan één oog, in de praktijk het geproclameerde eigen uitgangspunt tegen: ‘We are making reliable information available to everyone’. In publicaties van FPU is bijvoorbeeld niets te vinden over de mediale race om het publiek in Oekraïne en in het Westen de overtuiging bij te brengen dat het Russische leger op grote schaal oorlogsmisdaden pleegt. De reële mogelijkheid dat burgers in dorpen en steden onbedoeld slachtoffer worden van moderne oorlogsvoering omdat een van de oorlogvoerende partijen zich in zulke gebieden verschanst wordt niet besproken. De reële mogelijkheid dat rechtsradicale elementen in het Oekraïense militaire apparaat wraak nemen op burgers die in hun ogen de Oekraïense zaak niet voldoende steunen komt ook niet ter tafel.

De ‘fog of war’ bestaat niet: de strijd gaat tussen het ultieme goed en het ultieme kwaad. Eén narratief is allesbepalend. Chris Hedges, voormalig bureauchef van The New York Times, heeft in dat verband gesproken van ‘the collapse of foreign reporting’. De oorzaak is militarisering van de media in het Westen: de vrije pers schaart zich rond de vlag van eigen land en bondgenootschap, en ‘vergeet’ de belangrijkste taak van de journalistiek te vervullen, i.e. het rapporteren over de zoektocht naar werkelijkheid en waarheid.

Op 2 april werden in het stadje Bucha bij Kiev lijken op straat ontdekt; een dag later berichtten alle westerse media dat de Russen daar oorlogsmisdaden hadden gepleegd. Op 8 april viel een Tochka-U raket (Navo-codenaam SS-21 Scarab) geladen met clustermunitie op het treinstation van de stad Kramatorsk, met tientallen doden als gevolg. Een uur later meldde CNN dat het om een Russische aanval ging. Deze twee voorbeelden zijn exemplarisch. De snelheid en stelligheid waarmee Oekraïense en westerse media schuldigen aanwijzen, botsen op eisen die normaliter aan betrouwbare en onafhankelijke journalistiek worden gesteld. Van FPU hoor je er niets over.

One voice policy’ betekent dat sommige thema’s iedere dag en andere nooit aan de orde komen. Op 30 maart 2022 publiceerde de Amerikaanse hoogleraar filosofie Gabriel Rockhill een uitgebreid stuk over omvang en invloed van neo-nazisme in Oekraïne op de website Liberation. Op 19 april 2022 publiceerde de Amerikaanse journalist Max Blumenthal een lang exposé op website The Greyzone over Oekraïense terreur tegen oppositionele politici en journalisten in het land. Van FPU hoor je er niets over.

Ik juich het ondersteunen van werkelijk vrije en onafhankelijke media, waar dan ook, natuurlijk van harte toe. Maar het is betreurenswaardig dat organisaties als FPU hun taak en opdracht, naar het zich laat aanzien, volledig uit het oog hebben verloren. Ze hebben zich laten militariseren. Datzelfde geldt voor de westerse ‘vrije pers’. Dat de Nederlandse overheid enthousiast meewerkt aan deze alom waarneembare militarisering van de media is een gevaar voor onze democratie, getuigt van diep wantrouwen tegen haar burgers en verdient felle, consistente bestrijding.


.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten