dinsdag 4 mei 2021

Dealen op de Balkan



Trouw, 6 april 2000

De zuidelijke Balkan ontwikkelt zich in hoog tempo tot een van de belangrijkste drugsregio's ter wereld. Smokkelroutes in deze 'heroïnepoort van Europa' lopen van Bulgarije in het oosten, via Macedonië, Albanië en Kosovo naar Montenegro aan de Adriatische Zee. De verpauperde bevolking zoekt steeds meer haar heil in marihuana. Een reportage uit de Zuid-Servische stad Nis.

Abe de Vries

Marko Sajic zat net vier dagen in dienst toen de oorlog uitbrak. Hij wist nog niet hoe je met een geweer moest omgaan of hoe je een uniform hoorde te dragen. Maar over het bouwen van een joint hoefde je hem niks te vertellen. Hij was ingedeeld bij de militaire politie. Stoned als altijd stond hij op de avond van 24 maart 1999 in de rij voor de militaire keuken in een klein dorpje bij Leskovac langs de grens met Kosovo. Daar had de opleidingseenheid de tenten opgeslagen. Bij het doffe gedreun van de eerste ontploffingen, ergens achter de bergen, dacht hij eerst aan een oefening. Uit de plotselinge paniek kon hij opmaken dat het menens was. ,,Ik keek naar de lucht. Explosies, lichtschitteringen. Ik rende en dacht aan niets. We lachten en lachten en vlogen, drie maanden lang.''

De wiet kwam van een plaatselijk vriendinnetje. Eigen teelt. In dat dorp groeien de planten in het seizoen overal, zegt Marko. De meeste gezinshoofden uit het plaatsje werken ergens in West-Europa. Hun zoons zien hun kans schoon met vaders afwezigheid en kweken maar raak; in de tuin, in het bos, op de akkers. Als de militaire politie-in-spé op mars was dan was het gewoonte even geblesseerd uit te vallen om snel een plantje achterover te drukken. Acht van de tien dienstplichtigen in Marko's eenheid blowden. De idylle in dit 'dorp van de goede grassen' herinnert hij zich als de mooiste van z'n hele diensttijd. ,,We vonden het vreselijk jammer dat de oorlog was afgelopen'', grinnikt hij.

Nis blowt om te ontsnappen aan de harde werkelijkheid en dealt om te overleven. De tweede stad van Servië telt 270.000 inwoners, minstens 15.000 vluchtelingen en heeft een werkloosheid van maar liefst 70 procent. Het gemiddelde inkomen ligt er onder de 70 mark per maand. In het groeiseizoen, dat de komende weken begint, zullen volgens lokale dealers vele honderden veldjes met twintig tot vijftig marihuana-planten te vinden zijn in de dorpen en gehuchten rond de stad. Jongeren die van het platteland naar Nis zijn getrokken, telen marihuana op de akkers van hun nietsvermoedende grootouders, meestal voor eigen gebruik, maar ook om wat bij te verdienen.

Grote plantages zijn in het voorjaar te vinden in de bergen bij de stad Prokuplje, niet ver van Kosovo en de streek rondom Bujanovac en Presevo, waar de meerderheid Albanees is. Wat niet bestemd is voor de straathandel in Nis, Belgrado of andere Servische steden, gaat naar het grensplaatsje Trnovac. Al sinds het begin van de jaren negentig houdt de Albanese maffia zich daar bezig met de handel in heroïne en marihuana.

,,Er is reden voor alarm'', zegt hoogleraar sociologie Djokica Jovanovic. ,,Het gaat te ver. In het zuiden van Servië zie je een massale vlucht in een virtuele realiteit.'' In het Westen is het gebruik van marihuana wellicht een manier van leven, een mode, denkt de uit Pristina gevluchte professor die nu in Vranje college geeft. In de jaren zeventig was dat in Joegoslavië ook nog zo, toen het land in het Oostblok voorop liep met Europese contacten. ,,Nu rookt iedereen marihuana. Zelfs mannen op middelbare leeftijd met kinderen beginnen er mee.''

De Servische overheid verbergt volgens de hoogleraar de omvang van het drugsprobleem. Omdat de autoriteiten niet in staat zijn er iets aan te doen, wordt er niet over gepraat. ,,Het zou het falen van de regering blootleggen. Dus blijft men stil.'' Door de overheid bekostigde onderzoeksprogramma's om oorzaken en gevolgen van het drugsgebruik in kaart te brengen, zijn er niet. Maar volgens Jovanovic zwijgt de democratische oppositie ook, uit opportunisme. ,,Drugsgebruikers zijn kiezers. Het is een grote groep die men niet tegen de haren wil instrijken.'' Een grote voorlichtingscampagne in Nis over de gevaren van drugs, drie jaar geleden, bloedde wegens gebrek aan belangstelling dood.

Sancties, uitzichtloosheid, geen werk en minder geld dan de Serviërs in het noorden van het land -Nis houdt zichzelf het liefst voor de gek. De ene helft van de stad doet alsof er niets aan de hand is en probeert krampachtig 'normaal' te bestaan; de andere helft verdooft zichzelf met drank of drugs. In Nis is het niet uitzonderlijk om tien tot twintig uur in de rij te staan voor een paar liter benzine. Autorijden is een van de weinige bezigheden die herinneren aan een normaal leven.

Er is meer van dat soort zelfbedrog. Het lijkt alsof werkelijk iedereen weddenschappen op de voetbaluitslagen afsluit. Alle kiosken op straat verkopen voor een paar dinar de wedstrijdschema's van alle Europese competities. De toeloop op de bookmakers is massaal. De hoop op een extraatje, en dus op een beter leven – al is het maar voor een paar dagen - is groot.

Vladan Markovic handelt in dope. Hij heeft net zeven maanden in de gevangenis achter de rug, maar is alweer bezig. De heroïne krijgt hij van een Albanees uit Trnovac. Soms rechtstreeks, soms via een tussenpersoon in Vranje. Officieel heeft Nis 1100 geregistreerde verslaafden aan heroïne. Het werkelijke aantal gebruikers van harddrugs schat Vladan op vier- tot vijfduizend. Na de oorlog om Kosovo is het moeilijk om contact te krijgen met de Albanese leveranciers, zegt hij. ,,Je moet iemand kennen, of met een aanbeveling op zak komen. Iemand moet garant voor je willen staan.''

Tegenwoordig is hij meer geïnteresseerd in cocaïne, ,,vanwege de grotere winsten.'' Ook zijn coke (belo in het Servisch, wat wit betekent) komt uit Trnovac. In het plaatsje, dichtbij Kosovo en Macedonïe, beheersen een paar Albanese families de handel. Het stadje is een regionaal distributiepunt voor heroïne uit Bulgarije en Macedonië en voor cocaïne uit Kosovo.

Een van de grote drugsroutes op de Balkan loopt van Turkije naar de 'stapelmarkt' in het Bulgaarse Sofia, vandaar via Nis naar Trnovac, dan naar Gnjilane in Kosovo en verder naar Podgorica en Bar in Montenegro. Langs deze route vindt het voornaamste multi-etnische contact tussen Serviërs en Albanezen plaats bij de Servisch-Bulgaarse grens, als Albanese smokkelaars de Servische grenswachten omkopen. Vladan: ,,Onze corrupte douane pakt alleen de nieuwen, die voor het eerst werken.'' Volgens de Internationale Crisis Groep, een door de Soros-stichtingen gefinancierde 'denktank' voor de Balkan, loopt een tweede route via Zuid-Macedonië en het meer van Ochrid naar de Albanese haven Dürres. Een derde gaat via Noord-Macedonië en het Skadar-meer naar Podgorica en Bar; een vierde (mogelijk de belangrijkste) loopt naar Montenegro via Kosovo.

Albanezen controleren de handel langs alle smokkelwegen. Allereerst doordat zij behalve in Albanië en Kosovo ook in grote aantallen in Macedonië en Montenegro wonen. Daarnaast zijn zij goed georganiseerd door hun grote familieverbanden. Gecombineerd met de eigen taal van de Albanezen garandeert dat geheimhouding en bescherming tegen verraad.

De hechte Albanese sociale structuur en de armoede in de zuidelijke Balkan maakt de Albanese maffia vergelijkbaar met de Siciliaanse. Volgens Interpol en andere Europese organisaties voor drugsbestrijding is Kosovo het afgelopen jaar uitgegroeid tot het grootste doorvoercentrum van heroïne naar West-Europa. Tachtig procent van de heroïne die in Europa aan de man wordt gebracht, zou via Kosovo lopen. Iedere maand wordt vier tot vijf ton vanuit Turkije via Kosovo getransporteerd.

Dat is ruim een verdubbeling in vergelijking met de periode voor de Kosovo-oorlog. De cijfers zijn afkomstig van Marko Nicovic, het voormalige hoofd van de narcotica-politie in Belgrado. De Serviër, tegenwoordig vice-voorzitter van de Internationale Politie-associatie van Drugsbestrijders in New York, heeft onderzoek voor Interpol gedaan waaruit blijkt dat vijf- tot zesduizend Albanezen in Kosovo direct bij de handel in heroïne zijn betrokken. De explosieve groei is volgens Nicovic mede te wijten aan het vertrek van de Servische politie uit Kosovo. De internationale VN-politie die ervoor in de plaats is gekomen, is zwaar onderbemand en heeft geen enkele ervaring met drugshandel in de regio.

Als 'the King of grass' van Nis zijn entree maakt, zal iedereen het weten ook. Sasha Djordjevic stampt met drie medewerkers in zijn kielzog het café-restaurant binnen. Zwartzijden overhemd, leren broek, 23 jaar. Meteen wil hij eten op tafel zien. De duurste gerechten. Daarna geeft hij de ober opdracht twee joints te bouwen. ,,Top-marihuana uit Albanië'', roept hij.

In de hoek oefent een zangeres op het melancholieke Turkse melos van de Zuid-Servische volksmuziek, begeleid door een zigeuner met een kleine synthesizer. Sasha legt uit hoe hij zakenman is geworden. ,,Ik had simpelweg niets te eten. Er was een kans, die heb ik gegrepen.'' Zijn eerste 200 gram verkocht hij binnen een week. Toen z'n broer besloot mee te doen, kochten ze samen hun eerste mobiele telefoon. Nu werkt hij de klok rond. Z'n wiet haalt hij uit Podgorica in Montenegro voor 150 mark per kilo.

Een tussenpersoon doet voor hem zaken met Montenegrijnse Albanezen. Sasha is een van de vijf dealers in Nis die het aandurven om geregeld tien kilo te vervoeren. ,,De verpakking van het spul dat ik krijg is altijd nat. Dus ik vraag: hoe komt dat? Zeggen ze: vanwege de lekke bodems van de boten op het Skadar-meer.'' Zijn collega's in Nis dealen ook in dope. Hij doet alleen marihuana en 'shit' (hasj). ,,We hebben de markt verdeeld. Zij kopen in Trnovac, ik niet.''

Bij zijn reizen naar Podgorica gebruikt hij iedere keer een andere smokkelmethode. Soms stopt hij de handelswaar in de banden van z'n auto, soms tussen de ski's op de imperiaal. Een vermomming als toerist werkt meestal goed. Altijd zorgt hij ervoor dat hij een meisje bij zich heeft. ,,Om de politie af te leiden.''

Wie in Nis wiet wil kopen, moet een leverancier kennen en hem op zijn mobiele nummer bellen; gelegaliseerde coffeeshops met het assortiment op een menukaart zijn er in Servië niet. Wiet kopen betekent hier nog steeds in een donker straatje aanbellen, snel overleggen met een schichtig om zich heen kijkende dealer en dan wegwezen. Handel en bezit zijn strafbaar. Blowen ook, al zijn er wel enkele kleine kafanas (cafés met muziek) waar de bediening het gebruik van marihuana toestaat.

Ondanks zijn ondergrondse werkwijze zegt Sasha 3500 mark per maand op te strijken. Dat is vijftig keer het gemiddelde inkomen. ,,Alles gaat op aan drank, eten en vrouwen.'' Gebulder van zijn vrienden. Dan valt hij stil. Het liedje van de zangeres gaat over een aan lager wal geraakte vrouw, die zich haar dromen herinnert. Iemand merkt op dat uitbundige vrolijkheid in Servië heel vaak een uiting van wanhoop is. ,,Ik blow omdat ieder normaal persoon met ook maar een klein beetje hersens dit land al lang heeft verlaten'', peinst Sasha. ,,Ik zoek een ondergrondse tunnel naar de andere kant van de wereld.''



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten