maandag 11 november 2024

Ondervraag de macht, ondersteun haar niet


De hoofdredacteuren van Nederlandse regionale kranten maken zich grote zorgen over de gevolgen van 21 procent btw op kranten en tijdschriften, getuige onder meer een open brief van die strekking in hun publicaties. En gelijk hebben ze: hoe duurder de krant, hoe minder abonnees, hoe minder journalisten, hoe minder verslaggeving, hoe minder commentaren. Hoe minder kennis over Nederland en de wereld tot u komt.

Toch is die btw-verhoging niet het grootste gevaar dat de journalistiek in ons land bedreigt, dacht ik. Ik kom daar op naar aanleiding van de verslaggeving van de rellen in Amsterdam tussen Maccabi-supporters en pro-Palestijnse Amsterdammers van vorige week. Gevestigde media (main stream media) spraken meteen over ‘antisemitisch geweld’ en een ‘Jodenjacht’. De vergelijkingen met de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 in Hitler-Duitsland waren niet van de lucht. En vier dagen later zijn ze dat nog niet.

Maar is daarmee een helder beeld geschetst van de gebeurtenissen? Het lijkt er niet op. Al snel doken op sociale media filmpjes op van omstanders die zagen hoe Israëlische supporters Palestijnse vlaggen van Amsterdamse huizen rukten, zich met geplunderde planken en paaltjes bewapenden, met stenen gooiden, en al marcherend door de stad foute liedjes scandeerden. ‘Kill all Arabs’, viva het Israëlische leger, en in Gaza zijn de scholen dicht want er zijn geen kinderen meer. Dat allooi. Een aantal ervan werd donderdag al in het voetbalstadion gezongen.

De populaire linkse, Britse journalist Owen Jones sprak naar aanleiding daarvan op zijn YouTube-kanaal (653.000 abonnees, méér dan NRC, de Volkskrant en Trouw bijelkaar) over ‘genocidal racism’. Niet van de Amsterdammers, wel te verstaan, maar van de Maccabi-supporters. Over hún geweld werd door onze msm echter niet bericht. Een van de beste verslagen van de rellen kwam van een 16-jarig streetwise jongetje met ballen, een microfoon, een camera en een grote toekomst bij PowNed of GeenStijl.

Buitenlandse nieuwsorganisaties zo uiteenlopend als Al Jazeera en SkyNews maakten wél melding van het Maccabi-geweld na de 5-0 nederlaag van hun club tegen Ajax. Een adequate reportage van SkyNews-reporter Alice Porter werd echter door haar werkgever haastig weer van het net gehaald. Té evenwichtig voor het publiek in landen waarmee Israël bevriend is. ‘Dutch, Israeli, and British leaders denounced the attacks as anti-semitic’, zei Porter, ‘and even referred to it as a pogrom, but their statements failed to mention the assault by Israeli hooligans against Dutch citizens.’

Natuurlijk, de voetbalwedstrijd vond plaats tegen de achtergrond van de Israëlische militaire campagnes in Gaza, in de Westelijke Jordaanoever en in Zuid-Libanon. Dat droeg niet weinig bij aan de spanningen in Amsterdam, een stad met een grote en groeiende moslimbevolking. Acties van het Israëlische leger ontmoeten daarnaast ook in West-Europa en de Verenigde Staten toenemende weerstand. Een groeiend publiek ziet met bezorgdheid, verbazing of afschuw toe hoe hun leiders er alles aan doen om vriend Israël zo veel mogelijk de vrije hand te geven.

Logisch dat de Israëlische premier Netanyahu er als de kippen bij was om de rellen af te schilderen als ‘antisemitisch’ geweld. Die interpretatie van de ongeregeldheden leidt de aandacht immers af van Israëlische mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden. Natuurlijk floot EU-chef Ursula von der Leyen hetzelfde deuntje, waarmee in ieder geval de Brusselse machteloosheid in het Midden-Oosten werd gemaskeerd. Natuurlijk was ook de Amsterdamse burgemeester, Femke Halsema, blind aan één oog. In de hoop dat niemand het volslagen falen van de Amsterdamse ‘veiligheidsdriehoek’ (burgemeester, politiechef, hoofdofficier van justitie) zou opmerken?

Onnatuurlijk, echter, is dat vele kranten in Nederland pas op maandag, en dan nog maar héél voorzichtig, en met honderd slagen om de arm, melding maakten van ‘mogelijk’ en ‘naar verluidt’ Israëlisch supportersgeweld. Onnatuurlijk is dat vele kranten hun vingers niet wensen te branden aan het essentiële verschil tussen ‘antisemitisch’ en ‘antizionistisch’. En onnatuurlijk is al helemaal dat vele kranten het verschil niet durven op te merken tussen een voetbalrel en een pogrom, laat staan de Kristallnacht.

Wat zegt bovenstaande gang van zaken over de nieuwspositie van Nederlandse landelijke en regionale kranten? Toch op z’n minst dat zij soms struikelen over hun eigen oriëntatie op officiële overheidsbronnen. En dat zij daardoor soms, of niet zelden, de werkelijkheid misrepresenteren, met als gevolg dat ze op die momenten voor iedereen zichtbaar links en rechts worden ingehaald door nieuwsproducenten op sociale media. Ze verliezen die wedstrijd steeds vaker, op snelheid, op volledigheid, op betrouwbaarheid.

De uitdaging voor onze kranten betreft dus niet alleen het overwinnen van rampzalige btw-voorstellen. Die betreft ook het veroveren van een betere concurrentiepositie op de zich uitbreidende nieuwsmarkt. Niet alleen technisch (digital first) maar ook, en vooral, inhoudelijk. Kranten zouden, ten eerste, eens moeten ophouden om zich nog langer hermetisch af te sluiten van alternatieve nieuwsmedia op het www. Wat zich daar afspeelt, is eveneens een werkelijkheid, en eentje waarover de lezer dus evenwichtig dient te worden geïnformeerd. Het is een wereld die onze grote belangstelling verdient, simpelweg omdat ze ons raakt. Tip: meld ‘nieuws’ eens wat minder stellig als feit om boos of blij van te worden, en wat vaker als een informatiepositie temidden van andere informatieposities.

En punt twee: breng in het verlengde daarvan eens wat meer afstand aan tussen de 'macht' en 'commentaar'. Wantrouwen is een sleutelwoord in een gezonde democratie; wantrouwen ook tegen de nieuwsleverancier, die in veel gevallen niet behoort tot de eigen organisatie. Wantrouwen zorgt ervoor dat journalisten de macht ondervragen in plaats van haar te ondersteunen. Het zorgt ervoor dat politici zich moeten verantwoorden, en niet zomaar wegkomen met hun niet aflatende pogingen om ideologisch geladen panorama's te verkopen als de 'waarheid'. Dát is, althans naar mijn bescheiden mening, anno nu en anno altijd de belangrijkste uitdaging voor de vrije pers.

.

woensdag 6 november 2024

Europa, Europa, Europa!


Trump wist as gjin oar ‘de angst voor een veranderende wereld te exploiteren’ (Trouw). ‘Trumps christenen verliezen hun geloofwaardigheid’ (Trouw). Alle learlingen binne foar Harris, ‘dat krijg je op een gymnasium’ (Volkskrant). Trump krijt ‘veel ruimte om tegenstanders te vervolgen’ (NRC). ‘De wereld moet zich schrap zetten na Trumps overwinning’ (NRC).

Ik tocht, de sjoernalistyk moat heechnedich by himsels te riede gean nei Trumps oerwinning. De demonisearring fan Trump rûn yn de Nederlânske ‘kwaliteitskranten’ alle spuigatten út. De man mei dan in idioat wêze, Biden wie senyl, dat wêrom dy iensidichheid? Newsflash: de baas bliuwt toch de uniparty, de deep state, it militêr-yndustrieel kompleks, it oaljemonopoaljekaptaal, watfoar antydemokratyske klup jo politike kleur ek mar oansprekt. Tsjinstanners ferfolgje, die Biden dat net? Mei Trump? Nee, de wrâld hie him skrap sette moatten as Harris wûn hie. Dan hie de oarloch yn Oekrayne, dy’t no wierskynlik takom jier wol klear wêze sil, noch fiif jier duorre. Mei itselde resultaat, in Oekraynske kapitulaasje, mar mei folle mear deaden.

De makke fan it journaille yn A’dam is dat de demokrasy inkeld wint as hár man of frou wint. De makke fan it journaille yn A’dam is dat se mear as de helte fan de Amerikaanske befolking delsette as lytse bern, domme oksessen of gefaarlike nepperts. De makke fan it journaille yn A’dam is dat se deselde misjonêre sindingsdriuw hawwe dêr’t de U.S. of A. de wrâld al in hiele lange tiid mei kolonisearret. Us sjoernalisten binne allegear lytse Amerikaantsjes wurden. Sûnder Washington witte se har gjin ried. Sûnder Demokraten yn it Wite Hûs fergiet de wrâld. Sjochris hoe't oeral op Facebook it Frijheidsbyld de hannen foar de eagen slacht. Like me, like me please!

Tiid om oan Europa te tinken. Europa, dat himsels hast om hals en kiel brocht hat troch Bidens oarlochsklyk kritykleas te folgjen. Europa, dat suver gjin frije parse mear hat, no’t alles en elkenien wend is om de parseberjochten fan Washington te fersliten foar de Wierheid en alle oare teksten út te meitsjen foar fake news. Europa, dat de Amerikaanske sjitkeunsten, of shitkeunsten, ferslyt foar in rjochtfeardige krústocht út namme fan freedom en democracy. Europa, dat de eastlike helte fan syn kontinint op Amerikaansk befel nei de Sinezen jeid hat. Europa, dat syn autofabriken opofferet oan griene yllúzjes en syn arbeiders op it skavot set mei it boadskip dat se net mear smoke, drinke, neuke en, hielendal net bêst, autoride meie. Europa, dat krekt as Uncle Sam sa graach oarlochjes útlokket op oarmans grûn, it dien hat yn Joegoslavië, it ek dien hat yn Oekrayne, en it dwaan wol yn Moldavië en Georgië.

Woe, moat ik sizze. Want mei Trump oan it roer is dat foarby. Wat de man binnenslâns allegear útfret, dêr rêde de Amerikaantsjes har mar mei. It is dêr by einsluten the greatest democracy on earth, is ’t net sa? Nee, dat is net sa. Mar it binne har eigen miljardêrtsjes dy't politikus boartsje of politisy finansiere, dat wat soene wy dy liberale korrupte autoritêre autokraten oan ’e oare kant fan de dobbe bybringe moatte? Ja, dat se Israël by 't ear krije moatte, foar't der gjin Palestyn mear oer is. Want dat sil Trump lykas Biden en Harris ek wol net út himsels begripe (meie).

Europa, Europa, Europa. Ynklusyf Ruslân, graach. 

zaterdag 26 oktober 2024

'Om alles wat ik noch net sei' - Lofrede foar Eppie Dam

Utsprutsen op de earste Eppie Dam Dei, freed 25 oktober, yn De Koornbeurs yn Frjentsjer


                                                                  Foto: Marchje Andringa


In laudatio. Oarspronklik in komplimintearjende of oanbefeljende taspraak, in panegyricus, dy’t yn it âlde Grikelân mei syn oratoren en filosofen op folksfeesten hâlden waard, mei as doel om stêden en ynstellingen te ferhearlikjen.

By de Romeinen pakte sa’n taspraak al gau tige loovjend, sels flaaierich út, om’t er yn har kultuer meast rjochte wie ta, of hannele oer in bekend en machtich persoan. Ien fan de bekendsten is skriuwer Cicero syn laudatio op Pompeius út 66 foar Kristus. Dy wie stuolle op it grutte belang dat Cicero oan de republikeinse Pompeius hechte as ferdigener fan Rome tsjin de piratefloaten fan Sisilië. Of nim de slim oerdreaune lofrede fan skriuwer Plinius minor oer keizer Trajanus, út 100 nei Kristus. Earme Plinius, hy hie noch sá oan Jupiter bidden dat syn rede fierwei bliuwe soe fan de skyn fan flaaien. Ek hjir yn akademystêd Frjentsjer binne oan de eardere universiteit lofredes op it libben fan minsken fan kwizekwânsje hâlden.

Fansels, minsken, helje ik dy feitsjes efkes oan om dit praatsje fan my in heechgeleard smaakje te jaan. Mar ik ha der ek noch in oar doel mei, dêr kom ik aansen op.

Yn ús eigen wrâld, fast forward, giet it der wat earbetoanen oanbelanget in stik minder formeel oan ta as by de klassiken. Okee, der is sokssawat as lintsjes, mar dy moatte je mar krekt hawwe wolle. Meast kinne wy it wol ôf mei in praatsje en kofje mei oranjekoeke. Op de site Vance.nl (‘een Nederlandse nieuwssite voor een nieuwe generatie’) lês ik yn in stik út 2016: ‘Dat een compliment fijn is om te krijgen én geven, wist ik wel. Maar dat je het ook in je dagelijkse routine kan opnemen, net zoals je ‘hallo’ en ‘eet smakelijk’ zegt, níet. Ik zag het toch meer als een momentje, wanneer iemand is geslaagd, écht iets uitmuntend heeft gedaan of ach, gewoon een hele leuke broek aan heeft.’

*

In lofrede dus. No doar ik wol sizze dat Eppie – doopnamme Ebele – Dam fan oerdwealske plomstrikerij net folle hawwe moat. Publike wurdearring is fansels prachtich, mar it is gjin fergoeding foar al dy net te tellen safolle oeren fan pikerjen en ploeterjen, fan peazgjen bytiden, dat earmkedrukken mei taal en werklikheid. De swarte twivel as it tsjinsit, en it lok dat yn flitsen taslacht, of as in simmerwyntsje foarbystrykt, bywannear’t de rigels fan it fers har fal krije.

Likegoed hawwe wy Eppie Dam Dagen. En dêr is, út ús literêre en ek út in bredere Frysk-kulturele hoeke wei besjoen, alle reden ta. Sis mar gerêst, der is suver tefolle reden ta. Hoe moatte je oan sa’n skriuwerskip rjocht dwaan? Wat kinne je sjen litte, wat moat in oare kear? Dêr moat ik dalik by sizze, dat ik Eppie al sa’n tweintich jier ta myn freonerûntsje rekkenje. Dat wy inoars dichtbondels yn konsept lêzen en fan kommentaar foarsjoen hawwe, dat ik as skieden heit gauris mei de lytse jonkjes by Eppie en Lienke oanwest ha, dat wy as resinsinten inoars optinksels bûten roai posityf beskreaun hawwe. Ergo, dit myn ferhaaltsje sil skraachoan foar objektyf fersliten wurde kinne.

Ik bin dus in fan. De skriuwer Eppie Dam is foar my foaral in geweldige dichter. Immen dy’t mei en yn poëzij libbet. Doe’t er yn 2015 fan Kollum nei Sleat ferhuze, mailde er in ferhûsberjocht nei freonen: ‘Het moest er eens van komen: / Eppie gaat in Sloten wonen, / al wordt er plaatselijk beweerd: / hy komt gewoan yn Sleat. / Klinkt beide niet verkeerd.’

Oer syn liturgyske wurk, syn Fryske lietteksten, fan 1993 ôf op muzyk fan Hindrik van der Meer, syn berneboeken, gauris mei yllustraasjes fan partner Lienke Boot, oer dy hiele breedte fan syn skriuwerskip sil ik de mûle net spiele kinne. Dat soe foar in grut part in bedrôvjend tillen boppe de macht wurde. It binne syn gedichten dy’t foar my de kearn útmeitsje fan syn betsjutting foar de Fryske literatuer. En as ik dat útlizze moat, dan kom ik net by Plinius, mei ik hoopje, mar miskien wol by Cicero en de âlde Griken út. En by Eppie syn broek.

*

Myn lofrede priizget Dam syn gedichten as ferdigeners fan in stêd dy’t inkeld yn de geast bestiet, dy’t tagelyk hecht as in rots en fragyl as ryspapier is, en dy’t wy ek wol ‘de Fryske skriftkultuer’ neame. Dat ‘ferdigeners’ klinkt wat martiaal, mar dat is hjir presys de bedoeling: it bringt it foarbyld fan Cicero yn it spul. Dy Fryske skriftkultuer leit ommers lykas Rome oan alle kanten ûnder fjoer. Diskear fan byld en lûd, muzyk, spoken word, blogs, vlogs, apps. Lju mei talint foar keunst kieze noch minder faak as earder foar in bestean yn it Frysk en yn Fryske dichtrigels. En doedestiids hâlde it ek al net oer.

Wat talinten oer de streek helje kin, binne fersen dy’t mear wêze wolle as kontrastryk ynterdissiplinêr fermeits. Teksten dy’t langer hingjen bliuwe, om’t se djipper stekke. En mear sizze as dat se dogge, om’t se it better sizze. Sjoch bygelyks ris nei de bêste gedichten fan Eppie Dam. Gedichten, sa’t wy se nei myn smaak foaral lêze kinne yn syn bondels Neigeraden it noarden (2004), Blausucht (2009), Mem sjocht boi (2012) en Fallend ljocht (2014). Se nimme ús mei yn in persoanlik ferwurdzjen en ferantwurdzjen.

Soms binne it muorren. Dan ‘rost, rammelt, bonkt / om alles wat ik noch net sei, / it ferlossende wurd / oan de tichte doar / dy’t ik net iepenkrij’, seit it gedicht It bloed krûpt, de tiid fljocht út de bondel Blausucht. Soms binne it ruten, of finsters, lykas yn in oersetting fan in fers fan de Braziliaanske dichter Lêdo Ivo yn deselde bondel: ‘dan stelt it my gerêst om te sjen / dat oan ’e fiere eachein / achter in finster ljocht brânt. / En mear begear ik net.’

It bestean dat syn gedichten sjen litte, dat is in bestean yn taal. Yn it Frysk. In bestean dat dus tagelyk beheind en ûnbeheind, tagelyk werklik en optocht, tagelyk heroysk en tragysk is. It ûndersyk nei it eigen ferline, de foarstellingen fan goed en kwea dy’t jin bybrocht binne, de twivels mar ek de rêst dy’t relaasjes bringe, freugde oer de natuer, oer bern: yn Eppie syn dichterlik oeuvre binne sokke algemien-minsklike tema’s en motiven oanlieding foar persoanlike foarmjouwing yn persoanlike taal. Foar de yngreep fan de keunstner. Foar byld en metafoar, dat binne bern fan de fantasij. En foar rym en ritme, taalmuzyk, dat is it bern fan it liif. Soms is er oargelist, soms oesdript it pianissimo op in bekken.

*

Is Eppie Dam sadwaande wol sa’n bytsje myn Pompeius fan de Fryske skriftkultuer, hy is tagelyk mar gewoan in Fryske jonge út Kollumerpomp. In jonge mei in skuor yn ’e spikerbroek. Berne yn 1953, is er seis jier jonger as Wilco Berga en Piter Boersma, en twa jier âlder as Eeltsje Hettinga en Marga Claus. Syn skriuwersgeneraasje hat noch krekt as puber de sechstiger jierren meimakke. Yn dy tiid wie Fryslân noch in echte plattelânsprovinsje, it wie noch net de ‘ferûntmienskiplike’ suburbane regio dêr’t Goffe Jensma it okkerdeis oer hie. Doe koe men jin de nedige taalmacht noch maklik eigen meitsje. Troch Frysk te lêzen en nei in hieleboel Frysk praat te lústerjen, fan famylje, op it wurk, op strjitte, op it keatsfjild en yn de kroech. It is de fraach oft lústerjen hjoeddedei noch safolle nut hat, no’t op de skoalpleinen al mear Hollânsk as Frysk te hearren is, om fan de bûtenskoalske publike sektor mar te swijen.

Eppie hat gelok hân mei syn kristlik-Frysksinnige foarbylden op de kweek yn Dokkum. Foaral doe’t wy oan ús Slauerhoff-oersettingen wurke hawwe, yn 2019 en 2020, koe ik opmerke wat in earsten taalsmid er is, mei in oergeunstichmeitsjende wurdskat en in fyn gefoel foar talige kleur en nuânse. Dy kwaliteiten binne net inkeld it gefolch fan talint of sensitiviteit. Se binne ek it risseltaat fan ambachtlikheid. Talige ambachtlikheid is in ûnderskatte poëtyske kwaliteit. Al hielendal no’t mei it www en sosjale media ek rûnom in multymediale experience-kultuer opkaam is, in kultuer dy’t populariteit opeasket mei festivals, mei spoken word, mei shock & awe.

No moat ik oppasse om net yn it farwetter fan de flaaierige Plinius te bedarjen, mar it is dochs sa dat men – al hielendal yn it keunstfijannige PVV-klimaat fan hjoeddedei – in belangryk dichter as Eppie net folle en net faak genôch priizgje kin. In dichter dy’t al sa’n fyftich jier poëzij ûnder de minsken bringt, ek al sit it sjesa, dat dy prachtige bondels, mei in inkelde útsûndering, noait mear as in hûndert of twahûndert stiks ferkeapje. De marzjes binne foar elke Fryske taalkeunstner mar lyts. Ja, wat hat Eppie him yn it ferline as redakteur fan Trotwaer net lilk makke om ús kultuerleavjend mar noait in dichtbondel oantugend folk.

*

‘Oftaaste, weromfalle en wer opklauwe’, sette ik yn 2017 boppe in fraachpetear dat ik mei Eppie hie foar it Frysk Deiblêd. Mei it foarderjen fan syn sykte – Huntington, lykas bekend – binne syn gedichten rjochter en regelmjittiger wurden. Fêste foarmen lykas de fjouwerrigel komme faker foar, en faker lit de dichter him ynspirearje troch byldzjend, kleurich wurk dat assosjaasjes opropt. Fan de lêste sis fyftjin jier datearreat ek syn tanimmend oantal oersettingen fan fersen út útlânske talen, gedichten fan Milosz, Yeats, Ivo, Brodsky, Murray, Krog en oaren. In ryk korpus dêr’t noadich in moaie sammelútjefte fan komme moat. ,,Wat se mien hawwe is omtinken foar it ierdske, soms it smoarge en goare, en tagelyk de stille of ûnútsprutsen hing nei it geastlike”, sa ferantwurde er syn kar fan gedichten dy’t er yn it Frysk oerbrocht hie.

Fansels tocht er nei oer syn eigen wurk, oer hoe’t him dat ûntjoech. ,,Ik leau dat ik yn 2004 mei Neigeraden it noarden myn top berikt haw”, wie er fan betinken. ,,Dat wist ik doe al. Dêr haw ik, each yn each mei myn komôf, it djipst yn mysels taast, it earlikst mar ek it iensumst west.” In hiel oare kant fan syn dichterskip liet er yn 2017 sjen, yn de bondel De aap foar de bokkewein. Dêryn hat just it minskegewrimel yn de bûtenwrâld de haadrol. Sintraal stiet it lytse en it grutte nijs, en hoe’t in dichter dêr soms serieus en soms gekslaggerich nei sjen kin.

Mar dit is gjin oeuvrebesprek. Jo, achte taharker, jo witte wol dat Eppie Dam yn 2017 de Gysbert Japicxpriis takend krigen hat foar syn bondel Fallend ljocht út 2014. De dichter tocht doe noch dat ‘Hear H.’ soargje soe dat dat syn lêste wurde soe. Mar fan ’t jier docht bliken dat de populares fan Caesar de optimates fan Pompeius noch hieltyd net ferslein hawwe. Hjoed wurdt de republyk der letteren útwreide mei Eppie syn ‘autobiografy yn fersen’. De Pompster psalmen, 150 gedichten dy’t hieltyd bestean út fjouwer einrymjende fjouwerrigels. It is syn tweintichste eigen dichtbondel, as ik my net ferteld ha. In bondel yn it Hollânsk diskear. Mei as ûndertitel ‘Leven in verzen’. In earste ferzje is al yn de earste helte fan 2019 skreaun. ‘It is in spikerhurd ding wurden, en it taast tagelyk yn it moed’, mailde ik Eppie yn novimber fan dat jier oer it konsept.

Soe dit dan no syn lêste dichtbondel wêze? Dat soe net bêst wêze, want sines is in stim dy’t net mist wurde kin. Ik ken gjin Fryske dichter dy’t mei Eppie Dam te ferlykjen is. Nim syn religieuze toan, dêrmei swinkt er literatuerhistoarysk besjoen hinne en wer tusken de frijsinnige stikelrymkes fan Hjerre Gerrits van der Veen en, yn it Hollânsk, De Génèstet, en oan ’e oare kant rekket er de sêftere toetsen fan Kuitert. Miskien hie Eppie dûmny wurde moatten en gjin skoalmaster. Gelokkich is er dat net wurden, want dan hie syn skriuwerij nei alle gedachten in stik minder aventoerlik útpakt. Hy dichtet yn syn psalmen like maklik oer de rolstoel fan mem en oer ‘kleine zedenschilders’ lykas Trump en Wilders en Kuzu en Baudet as oer it feroarjende Fryske lânskip: ‘lang bloeide zuring aan de zwemmer / daar kuste klaver boterbloem / nu was het land van pomp tot lemmer / een rode zee egyptisch groen’.

*

Snijflakken tusken de predikant en de poëet treft de lêzer gauris oan yn Eppie syn gedichten. Hy moat altyd wer kontimplearje, hy moat soms oardielje, faak oer himsels, hy moat himsels fan skuld ferlosse, hy moat, sa’t ik sei, ferantwurding ôflizze. Ferantwurding dy’t ta befrijing laat. Treffend hat de lêste ‘psalm’ de titel Wederopstanding krigen. De gedichten yn de nije bondel binne te lêzen as it produkt fan kromme ‘levens / die nooit meer recht te krijgen zijn’, mar ek as it ferslach fan in ‘(..) wederopstanding des geestes / zodat je ademhalen kan’.

Dat útsjoch, dy ‘wederopstanding des geestes’ dy’t rjocht docht oan de minske, fan dat útsjoch is Eppie Dam yn Fryslân de dichter. Ik soe dat rommere sykheljen hjir behalve religieus of geastlik foaral literêr tsjutte wolle. Hoe neiby de snoade piraten ek komme oan de kusten fan de Fryske skriftkultuer, mei as doel om dy kultuer út te wiskjen, te marzjinalisearjen of har wil en har regels op te lizzen: se sille yn har kweade opset net slagje salang’t wy dichters hawwe dy’t ‘Rome’ heechhâlde en syn takomst mooglik meitsje.

En, ja, kom, dan meie se fan my bêst wol in kear, mar byleaven net te faak, in bondel yn it Hollânsk útbringe. Ik winskje Pompeius lok mei it ferskinen fan syn Pompster psalmen!

.

donderdag 12 september 2024

Wêrom bliuwt de Provinsje dôf en Tresoar blyn?


Asinus ad lapidem non bis offendit eundem, seit it sprekwurd. Trije jier lyn hiene Koos Tiemersma en ik sei de gek in tsjin-better-witten-yn-petear mei deputearre Poepjes oer de advisearring by de Gysbert Japicxpriis.

Wy wiisden derop dat yn literêre ‘sjuerys’ literêre spesjalisten hearre te sitten, en dêrneist dat it oansykjen fan sjueryleden troch Tresoar (mei advys fan de Fryske Akademy) dat ynstitút in ûnwinsklik grutte ynfloed jaan kin op de kar fan de priiswinner.

Us advys oan de deputearre wie om in grutte ‘Gysbertrie’ yn it libben te roppen fan in m/f as tweintich om oer de priiswinner te kedizen. Sa’n rie soe yn in langere perioade funksjonearje kinne en soe de mooglikheden fan besteande ynstituten en ynstellingen om it priisproses te stjoeren ôfdwaande tsjingean.

Om har movearjende redenen hat Poepjes ús útstel net oernaam. Mar der kaam wol in wiziging yn de regleminten fan de Gysbert Japicxpriis. Twa fan de trije advyskommisjeleden soene lykas altyd oansocht wurde troch Tresoar/FA, en de tredde beneaming soe no fia in ‘foardracht út it fjild’ ta stân komme (as hearre Tresoar/FA net ta ‘it fjild’, mar goed).

Yn 2022 gie it al dalik mis. Der wie gjin ‘foardracht út it fjild’ ynkaam, berjochte de Provinsje, dat de hiele sjuery kaam lykas altyd wer út de koker fan de ynstituten. Okkerdeis waard bekend dat ek foar de advyskommisje fan de Gysbert Japicxpriis 2025 gjin eksterne foardracht ynkaam is. De leden (Johanneke Liemburg, Sytse Jansma en Ytsje Hoekstra) binne dus alle trije gewoan wer oansocht troch Tresoar/FA.

En op ’e nij giet it mis. Yn 2022 waard Jelma Knol foar de advyskommisje frege, Knol dy’t as eardere redakteur fan de Friese Pers Boekerij hurd botste mei suksesskriuwer Hylke Speerstra – ien fan de grutte kânshawwers foar de priis yn 2023. Diskear krijt Sytse Jansma in sit yn de sjuery – in dichter dy’t de ôfrûne tiid dwaande west hat om wurk fan GJ-gadingmakker Albertina Soepboer yn ’e hichte te stekken. Sjoch ûnder mear ‘Leestip voor de zomer  #4” fan Tresoar (dd. 15 augustus) dêr’t Jansma de bondel Delta fan Soepboer oanbefellet. Earder, op 22 july, kaam Jansma oan it wurd yn De Poëziepodcast fan Daan Doesborgh, dêr’t er ien fers fan himsels en trije fan de troch him o sa bewûndere Soepboer foarlies.

No is Soepboer fansels in fantastyske dichter en it is moai dat Jansma har wurk sa tige wurdearret. Mar it literêre ‘fjild’ leit der tafallich fan ’t jier sa hinne, dat der eins mar twa reëele kandidaten binne foar de Gysbert yn syn fariant fan oeuvrepriis, sa’t elkenien begrypt dy’t it wrâldsje al langer as efkes folget. Dy twa binne Elmar Kuiper en, krekt, Albertina Soepboer.

Mei dy podcast is oars wat nuvers oan ’e hân, sa liket it. ‘De opname wordt uitgezonden op maandag 19 augustus’, neffens Jansma op syn eigen Facebook. Mar dizze ôflevering 93 is – oars as alle 92 foarôfgeande ôfleveringen – anno 12 septimber lykwols net op Spotify en net by de SLAA te finen en wurdt ek net fermeld op Jansma syn eigen promosite. Wie it sa'n beroerd petear?

No kin it fansels wêze dat Doesborgh al in moanne as twa op fakânsje is yn Nepal. Of soe Jansma, doe’t er noch net frege wie foar de advyskommisje fan de Gysbert, him ûntfalle litten hawwe dat Soepboer foar him in belangrike ynspiraasje en ek ‘meilêzer’ west hat foar syn Nederlânsktalige debútbondel Rozige maanvissen? Dy bondel is ferskynd by Atlas/Contact, dat ek de útjouwer is fan it Nederlânsktalige wurk fan Albertina Soepboer.

Oer Nepal of dat ‘meilêzen’ wit ik fierder neat hear. Ik ken Doesborgh net, en it petear mei Jansma kinne jo en ik dus net (mear?) beharkje. It punt is: Tresoar hie witte kinnen, en wist heechstwierskynlik, dat Jansma himsels resintelik nochal publyklik ta ‘fan’ fan Soepboer ferklearre hat. Ergo, om de skyn fan beynfloeding fan it prizeproses út ’e wei te gean hie Tresoar Jansma net freegje moatten foar de sjuery. Al hielendal net no’t der mar twa werklike kandidaten binne foar de priis, en ien fan dy twa hjit fan Soepboer.

In ezel stjit ’m net twa kear… mar dat sprekwurd giet yn Fryslân lang net altyd op. Dêrom noch mar werris itselde advys: stel in brede Gysbertrie yn. Dan binne wy hooplik fan dit amateuristyske gedonder ôf.

Wa’t no mient dat ik in persoanlik belang ha by dit stikje, hat it mis. Ik ferwachtsje foar myn Bloedprikke werklik net foar de twadde kear de priis en dat moat ek net. As de sjuery diskear gjin oeuvre mar ien dichtbondel bekroane wol, ek in mooglikheid, dan binne der wol oare kandidaten, alwer Soepboer en Kuiper, mar bygelyks ek Sipke de Schiffart. Mar it advyskommisjeprobleem feroaret dêr net fan. 

En nochrisom: Albertina Soepboer fertsjinnet yn myn eagen de priis likegoed as Elmar Kuiper. Beide binne it grutmasters. En beide hiene se him al lang krije moatten. Lykwols, in proseduere wêryn't de skyn net stelselmjittich út 'e wei gien wurdt, bedjert alles. Dat is al sa faak opmurken. Dêrom is it sa alderivichste spitich, foar de Fryske literatuer, dat op it stik fan de advysproseduere de Provinsje him dôf en Tresoar him blyn hâldt. 

Ik kin dêr mar ien ferklearring foar betinke. Wy ha hjir te krijen mei in Provinsjaal-Literêr regintekompleks dat leaver in priis nei gychem helpt as dat it de macht út hannen jout oan 'it fjild'.

.

zaterdag 7 september 2024

Defensienota ondermijnt Nederlandse veiligheid



De oorlogstrommels rond de publicatie afgelopen week van de nieuwe Defensienota klonken oorverdovend. Minister Ruben Brekelmans en staatssecretaris Gijs Tuinman timmerden erop los. ‘Nederland moet opstaan om onze veiligheid te beschermen.’ Maar onze veiligheid dienen, dat doet hun nota natuurlijk juist niet.

‘Om onze veiligheid te beschermen’ gaat de defensiebegroting van 21,4 naar 23,8 miljard euro. Twee fregatten erbij, zes F-35’s erbij, en klap op de vuurpijl is de aangekondigde heroprichting van een tankbataljon met 50 nieuwe Leopard-tanks. Verder wil het kabinet ‘verplichtingen’ invoeren bij het recruteren van personeel. Het zegt niet aan herinvoering van de dienstplicht te denken. Blijft over het lokken van meer jeugd naar korte dienstverbanden, met langdurige verplichtingen om na de dientijd als reservist beschikbaar te zijn voor inzet in noodsituaties.

Of die wervingsstrategie voldoende zal opleveren, valt te bezien. De legerleiding wil de extra troepen niet voor de ‘vredesoperaties’ van eertijds, maar om mee te kunnen doen aan min of meer ‘totale oorlogen’ buiten de eigen landsgrenzen. Probleem is: weinigen nemen dienst bij een hoge sneuvelkans. Als de animo voor dienstneming zich verhoudt tot ideeën over de lethaliteit ervan, dan kan de oorlog tussen Rusland en Oekraïne niet echt als een publiekstrekker en recruteringswonder gelden.

Lees je daarom nooit iets over het bloedverlies aan de kant die door NAVO-landen met tanks en vliegtuigen en raketten en adviseurs en trainers en inlichtingen wordt gesteund: de  Oekraïense kant? Omdat precies die kwestie de morele bodem onder onze steun wegslaat? Laten we eens nagaan welke prijs mensen in een oorlog moeten betalen, voordat we beslissen over voortzetten of onderhandelen.

Gekleurde cijfers

Berichten in westerse media spreken wel onophoudelijk over hoge aantallen Russische doden en gewonden, variërend van 300.000 tot 550.000 militairen. Om hoeveel doden het dan precies gaat blijft bijna altijd onduidelijk. Militaire analisten gaan meestal uit van een 1 op 3 ratio: tegenover elke dode staan dan 3 gewonden. Rusland zou dan ergens tussen de 75.000-139.000 gesneuvelde militairen hebben te betreuren. De ngo’s Mediazona en Meduza spraken in juli 2024 van 120.000 Russische doden (The Moscow Times). Zelensky noemde in februari 2024 een getal van 180.000 doden, de Franse minister van Buitenlandse Zaken sprak in mei 2024 van 150.000.

Schattingen van het aantal Oekraïense doden lopen uiteen van 31.000 (Zelensky, BBC, februari 2024) tot 600.000 (kol MacGregor (YouTube, 2024). De New York Times meldde in augustus 2023 op basis van Amerikaanse ‘officials’ een aantal van 70.000. Daar moet dan nog de schade van het totaal mislukte Oekraïense zomeroffensief van 2023 grotendeels bij worden opgeteld, evenals de verliezen van dit jaar. Een actuele schatting is er niet, maar een redelijk veilige aanname is dat Oekraïne, gezien het grote en groeiende Russische overwicht in manschappen en materieel, vanaf augustus 2023 zeker zo veel troepen heeft verloren als in de anderhalf jaar ervoor. Dan kom je dus op minimaal 140.000 Oekraïense doden op dit moment.

Nu doen Rusland en Oekraïne allebei uit staatsveiligheidsoverwegingen geen uitspraken over de eigen verliezen. De diverse cijfers die circuleren zijn dus gebaseerd op schattingen. Die schattingen zijn bijna zonder uitzondering politiek ‘gekleurd’. Supporters van Oekraïne schatten het aantal Russische doden te hoog in, en laten de Oekraïense verliezen in het midden of schatten ze veel te laag in, terwijl het omgekeerde geldt voor analisten met een Russisch perspectief.

De enige cijfers die althans op enig empirisch onderzoek zijn gebaseerd, zijn die van BBC/Medizona/Meduza over de Russische verliezen: 120.000 doden (getelde begrafenissen, plus zo’n 50 procent bijtelling). Oekraïense begrafenissen worden door deze organisaties niet geteld.

‘Casualty-exchange ratio’

Het grote probleem is het aantal Oekraïense doden. De schattingen daaromtrent zijn hoogstwaarschijnlijk veel te laag. De Russen voeren sinds 2023 een zogenoemde ‘attrition war’, een uitputtingsoorlog langs (tot voor kort) min of meer stabiele frontlijnen. Terrein veroveren is dan minder belangrijk dan de tegenpartij verliezen toe te brengen en vleugellam te maken. In dit type oorlog vervult vooral de artillerie een sleutelrol. Hier is het Russische overwicht beslissend. De Amerikaanse hoogleraar John Mearsheimer schreef in juni vorig jaar in een artikel op Substack:

By almost every account, the Russians have somewhere between a 5:1 and a 10:1 advantage in artillery, which puts the Ukrainian army at a significant disadvantage on the battlefield. Ceteris paribus, one would expect the casualty-exchange ratio to approximate the balance of artillery. Ergo, a casualty-exchange ratio on the order of 2:1 in Russia’s favor is a conservative estimate.

Het Center for European Reform in Londen stelde in zijn ‘policy brief’ van 24 april 2024 dat de Russen in Oekraïne vijf keer zoveel artilleriegranaten afschieten als de Oekraïners, ‘and the ratio is worsening’. De Council on Foreign Relations in New York schreef in dezelfde maand dat Rusland drie keer zoveel granaten produceert als de Verenigde Staten en Europa bijelkaar. De Amerikaanse NAVO-commandant in Europa, generaal Christopher Cavoli, zei in het Huis van Afgevaardigden op 10 april dit jaar, in Cruyff-stijl: ‘If one side can shoot and the other side can’t shoot back, the side that can’t shoot back loses.’

Dat is precies wat er gebeurt: Oekraïne verliest, en haar verliezen zijn veel groter dan uit politieke overwegingen bekend wordt gemaakt. Mearsheimer gaat uit van een ‘conservatieve’ casualty-exchange ratio van 2 Oekraïners op 1 Rus; die ratio zou in werkelijkheid wel eens 3 op 1 of 4 op 1 kunnen betreffen. Niet alleen hebben de Russen een massief artillerie-overwicht, er is ook hun luchtoverwicht (de Oekraïense luchtmacht bestaat bijna niet meer) en hun overwicht op het gebied van drones en tactische raketten. De Oekraïense luchtverdediging is het afgelopen jaar in toenemende mate uitgeschakeld, zodat bijvoorbeeld een wapensysteem als de Russische Iskander-M raket tegenwoordig vrij spel heeft.

Op basis van bovenstaande overwegingen moeten de Oekraïense verliezen (doden) dus wel in de honderdduizenden lopen. Een veelvoud van het aantal Russische doden. Die indruk wordt nog verder versterkt door de eis van het Oekraïense legercommando, in december 2023, om nog eens 500.000 man te mobiliseren, volgens een bericht in de Washington Post een weerspiegeling van de grote Oekraïense verliezen op het slagveld.

Geen diplomatie

Moderne, totale oorlogvoering, dat wil bovenstaande, enigszins uit de hand gelopen exercitie zeggen, is dus een ontzettend dodelijke bezigheid. Het maakt maatregelen die haar waarschijnlijkheid reduceren enorm wenselijk, zou je zeggen. Maar het Nederlandse kabinet maakt in zijn Defensienota juist niet de keus om Nederland veiliger te maken. Het kiest ervoor, nota bene onder applaus van de Tweede Kamer, om het leven van heel veel Nederlanders heel veel onveiliger te maken.

Er zijn alternatieven. Om een land of volk zich veilig te laten voelen, zijn er meer middelen dan peperdure Leopard-tanks, die as we speak inclusief bemanning kapot worden geschoten met goedkope drones. Je hebt bijvoorbeeld zoiets als diplomatie. Een heel respectabel en vaak succesvol middel, als je de geschiedenis bekijkt. Dit kabinet verafschuwt diplomatie.

In diplomatie komt het er meestal op aan om, als land, je eigen morele en culturele en politieke normen af te wegen tegen de realiteit elders op de wereld. Je denkt na over baten en kosten. Over mogelijkheden en onmogelijkheden. Op basis daarvan doe je voorstellen om conflicten op te lossen. Maar als die honderdduizenden doden in 2,5 jaar tijd je niet echt, je niet werkelijk heel erg dwars zitten, en als je de rest van de wereld beschouwt als een jungle en je eigen paar vierkante kilometer als een paradijs, dan doe je niet aan diplomatie. Met de tegenpartij ‘valt niet te praten’, is dan het devies.

En als je diplomatie, wat ervan resteert, sowieso bepaald wordt door je grotere bondgenoten dan blijven er weinig andere bezigheden over dan je thuisfront te bewerken. In hun geest. Succesvol zijn narratieven die een brede coalitie van dominante deelbelangen aanspreken. Ten aanzien van het Oekraïnebeleid bestaat er een verbond dat loopt van de atlanticistische politieke elite en Angelsaksisch geöriënteerde groot- en mediabedrijven tot ooit rode vakbonden. Opvallendste bedpartners zijn het militair-industrieel complex en de milieu- en vergroeningsbeweging.

Vijandbeelden temperen

Poetin blijkt dus een ware allemansvriend. Daarom valt het minister Brekelmans en staatssecretaris Tuinman niet moeilijk hun zin te krijgen. Op het puntje recrutering na, schat ik. Want wie beter kijkt, ziet dat ze mijn en uw veiligheid en die van mijn en uw kinderen niet beschermen. Integendeel. Hún dreiging is direct. Zij bereiden het Koninkrijk der Nederlanden voor op betrokkenheid bij een oorlog. Een echte oorlog, een grote nobele strijd voor Europa, voor democratie, tegen dictatuur, of vul maar in.

Maar ook een oorlog die ze niet zullen kunnen bepalen. Die door anderen zal worden uitgestippeld. Welke fatale gevolgen dat voor een kleine speler als Nederland kan hebben, behoeft geen uitleg. Precies, denk aan Srebrenica. En dan honderd keer erger.

Het wordt tijd, het was al lang tijd, om de vijandbeelden te temperen. De menselijke kosten van moderne oorlogvoering zijn veel te hoog, en dat leidt tot zware druk op dominante narratieven. Het is bijvoorbeeld niet heel moeilijk om erachter te komen dat niet Rusland, maar kat in het nauw Oekraïne belang heeft bij het exporteren van de oorlog naar andere landen. Dat niet Poetin, maar Zelensky gesprekken in de weg staat (hij heeft onderhandelingen met Poetin per wet verboden).

Dat NAVO-landen zowel de Minsk-akkoorden als de afspraken in Istanboel hebben gesaboteerd. Dat het leger van Oekraïne de ene na de andere strategische blunder begaat, op aandringen van NAVO-landen nog wel. Het bondgenootschap dat het niet uitmaakt hoeveel Oekraïners de dag van de overwinning niet halen. Omdat het eigenlijke doel van deze landen niet het steunen van Oekraïne maar het verzwakken van Rusland is. Wij financieren de uitdrijving van Poetin, zij geven het bloed. Iedereen weet dat het zo werkt, maar je hoort er nooit wat over.

Het Rusland van Poetin is een obsessie geworden voor de mediale elite in Nederland die zich al in 2014 maar wat graag liet bedotten met beelden van een ‘democratische opstand’ en een ‘color revolution’ in Kiev. In werkelijkheid vond onder aanvoering van Amerikaanse diplomaten en extreme nationalisten met gewelddadige middelen een onconstitutionele machtswisseling plaats, een coup die voor het Russisch-sprekende deel van de Oekraïense bevolking slecht nieuws betekende en uitliep op een klassieke burgeroorlog.

Toen na acht jaar strijd duidelijk was dat noch de Verenigde Staten noch de Europese Unie van zins was om die Slavische broederkrijg te beëindigen, zelfs niet op last van de VN-Veiligheidsraad, lanceerde Rusland zijn ‘speciale militaire operatie’, met als doel om snel onderhandelingen af te dwingen. Dat leek begin april 2022 ook te lukken, totdat Groot-Brittannië en de Verenigde Staten in de gesprekken intervenieerden en Oekraïne ertoe bewogen om een moeizaam bereikt principe-akkoord te verscheuren.

Westerse hybris dicteerde dat Rusland wel inelkaar zou storten onder het gewicht van economische sancties; Kiev zou onbeperkte militaire hulp krijgen; Zelensky werd tot vrijheidsstrijder verheven en Poetin kreeg de rol van The Joker. De Russische aanvalsactie werd afgeschilderd als ‘unprovoked’ en werd in koor een ‘full scale invasion’ genoemd. Wie er anders over dacht werd om de oren geslagen, hup, met München 1938. Nu zijn we dus al die honderdduizenden doden verder. Nog is er geen enkele kans dat Zelensky de oorlog wint of Poetin uit zijn ambt wordt gezet. Hoeveel doden moeten er nog vallen voordat media de beslagen spiegels van hun eigen ongelijk durven schoon te maken?

Hoopvol teken

Wellicht, als de voortekenen niet bedriegen, jaagt het kabinet de Defensienota er nog net op tijd doorheen, dat wil zeggen, voordat de politieke wind in Europa defintief verandert. Wat eerst ‘desinformatie’ werd genoemd, zal immers steeds vaker veranderen in een bespreekbaar standpunt of een min of meer adequate beschrijving van de werkelijkheid naarmate de ‘officiële’ informatie onvolledig, onvoldoende en tegenstrijdig blijft.

De maatschappelijke kosten van het tot nu toe gangbare narratief zijn simpelweg te hoog. Bij onze oosterburen geloven steeds grotere delen van de samenleving niet meer in de confrontatiepolitiek van SPD en Die Grünen. ‘Gewone’ mensen ondervinden daar aan den lijve welke vervelende tot rampzalige economische gevolgen de ramkoers van NAVO, EU en hun eigen regering jegens Rusland heeft. Het succes van de linkse Sahra Wagenknecht is wat dat betreft leerzaam. En een hoopvol teken.

Ook de Nederlandse economische groei en gezondheid worden bedreigd. Mensen hebben te kampen met hoge energieprijzen, die een afgeleide zijn van het voortwoekerende web van sancties dat onder aanvoering van Washington over de wereld is geweven. Hogere consumentenprijzen zijn daarnaast het gevolg van Amerikaanse druk op de Europese Unie om minder zaken te doen met zakenpartner nummer één, China. Duitsland, ons economisch achterland, de-industrialiseert en verarmt zonder goedkoop Russisch gas. Kortom, de Amerikaanse compartimentering van de wereld is slecht voor handelsland Nederland. 

Gezond verstand leidt vroeg of laat ook in ons landje tot politieke weerstand tegen de retoriek van de oorlogspartij. Deze Defensienota vergróót onze onveiligheid.

.

maandag 29 juli 2024

De keunst fan it weilitten

 


NRC-strateech Michel Kerres hat hjoed (26 july) in bydrage oer it ûnderwerp fan myn kollum yn it Friesch Dagblad fan ôfrûne sneon (20 july).

‘Schrikbarende stilte rond de nieuwe wapenwedloop’, kopt er. Nuvere kop. Dy stilte is neffens Kerres ommers hielendal net ‘schrikbarend’ mar liket just ‘volstrekt logisch’. Of nee, de komst fan dy nije Amerikaanske raketten nei Dútslân fan 2026 ôf liket ‘volstrekt logisch’, en dêrom is dy stilte sa nuver net.

Kerres is dus ien fan de Navo-staarders dêr’t ik it oer hie. Syn kollega NRC-sjoernalist Hubert Smeets is der noch ien. Ik bin bang dat der in heel nêst sit, dêr yn Amsterdam.

No hinderet dat fierder neat, elk hat rjocht op syn eigen bline flekken yn syn eigen biotoop. Frame mar in ein hinne en atlantisearje derop los. In handige sjoernalist liicht net troch evidint misse bewearingen te dwaan, mar by omission, troch essinsjele saken dy’t net yn syn strjitsje passe wei te litten út syn ferhaal.

Sa ferjit Kerres bygelyks om de crux fan de hele kwestje te melden, nammentlik dat de pleatsing fan Amerikaanske hypersoanyske raketten foar de middellange ôfstân yn Dútslân de Navo in first strike capability besoarget dêr’t woltinkende minsken, en dy hearre ta it doelpublyk fan syn krante, hielendal net bliid mei wêze kinne.

Mei sokke wapens ommers kin Washington yn teory binnen in minút of tsien in hiel grut part fan de Russyske ynterkontinintale atoomraketten útskeakelje. En dat binne krekt de raketten dy’t mutual assured destruction garandearje moatte soene. Wisse ferneatiging fan wjerskanten is it freeslike ôfskrikkingsprinsipe dat likegoed al sûnt 1945 soarget dat East en West inoar net streekrjocht bestoke, en de wrâld net alle oeren fan alle dagen yn reek opgean kin.

It is de tredde kear yn ’e skiednis dat de Feriene Steaten besykje raketten tichtby de grinzen fan de Sovjet-Uny, doedestiids, en de Russyske Federaasje fan tsjintwurdich te ynstallearjen. Yn 1961 setten de Amerikanen Jupiter-atoomraketten del yn Turkije; doe’t de Sovjet-Uny dêr in jier letter op antwurde mei maneuvels om raketten op Kuba te pleatsen, kaam dêr de Kuba-krisis achterwei. De twadde kear wie begjin jierren tachtich, mei de pleatsing fan 1983 ôf fan Pershing II-en Tomahawk-raketten yn Dútslân.  

It nije pleatsingsplan is dus hielendal gjin antwurd op Russyske aksjes. It is in strategyske eskalaasje dy’t, opnij, ta doel hat om in westerske first strike capability te bewurkmasterjen. In died fan in hiele oare oarder as in skip fol takomstich âld izer nei Oekrayne stjoere en de eigen jonges feilich thúslitte. 

Diskear sil der mei reade knoppen boarte wurde. Russyske barbaren fersus deselde Dútse grüne multymediastrategen dy’t yn ’e jierren tachtich noch links en pasifistysk wiene, mar Reagan yntusken in baas presidint fine. ‘Allemaal met dank aan Vladimir Poetin.’

woensdag 12 juni 2024

'Hy seach op 't doel en gyng syn gong'

 Utjouwer Johannes Jans Kuiken (1860-1936) as Georgist


Doe’t Domela Nieuwenhuis op 21 april 1890 fiiftûzen stakende feanarbeiders út de Tynje, Beets en Nijbeets taspruts, wie myn oeroerpake fan memmekant, ‘lytse’ Sjoerd de Vries (1866-1951), boerearbeider yn ’e Biltse Westhoek, presint. Tegearre mei syn maat Gerrit de Jong (1866-1939) fan Sint Anne wie er de moarns al ierebetiid ûnderweis. Se rûnen op klompen fan it Bilt nei Nijbeets, inkeld mar om ‘ús Ferlosser’ te hearren. In healjier earder, op 27 oktober 1889, wie yn in herberch yn ’e Westhoek it earste lânarbeidersfakbûn fan Nederlân oprjochte, Broedertrouw. Yn it bestjoer siet neist foarsitter Germ van Tuinen en aksjelieder Jan Stap ek Jacob Willems Louwenaar (1852-1927), in omke fan myn oerpake fan memmekant Jan Louwenaar.

Gjin wûnder, liket my, dat it ‘reade Bilt’ altyd myn bysûndere belangstelling hân hat. Ien fan de sintrale figueren yn dy skiednis is de boekhanneler, printer en útjouwer Johannes Jans Kuiken (1860-1936) fan Sint Anne. Kuiken wie ein njoggentjinde iuw net inkeld in pylder fan de Biltse arbeidersbeweging, mar ek in belangrike fersprieder op nasjonale skaal fan revolúsjonêre ideeën oer lânnasjonalisaasje. Yn dit opstel wol ik in portret jaan as oanfolling op eardere notysjes fan Kees Kuiken (2010; 2013; 2017) en Johan Frieswijk (1990). Ik brûk dêrby in pear eigen oantinkens oan Biltse foarâlden as couleur locale en in eksploraasje fan Kuiken syn publikaasjefûns as grûntoan.   

‘En dan mar sjonge’

Oeroerpake lytse Sjoerd de Vries wie letter gernier en anargist. Fan sosjalisten – ‘dy ferrekte proletariërs’ – moast er neat hawwe. Dy wjeraksel sil syn achtergrûn wol hân hawwe yn it ferrinnen fan de grutte lânarbeidersstaking op it Bilt fan 1890-1891. It oerlean gie in pear sinten omheech, mar fierder feroare der net folle. Myn oerbeppe Sijke Louwenaar, dochter fan Sjoerd de Vries en Attje van Dijk, hat faak ferteld hoe’t se al as famke op knibbels op it lân lei. En de boerinne mei har gouden earizers mar achter de dyk wei gluorkje oft de bern wol iverich genôch ierdappelsochten. ‘En dan maar zingen van ’s morgens vijf tot ’s avonds zes’, sei myn oerbeppe yn 1967, doe’t in tal folkslietsjes út har mûle optekene waard troch it Amsterdamske Meertens Ynstitút, te witten ‘Daar waren eens twee koningskinderen’, ‘Vaarwel geliefde Rosalijn’ en ‘Sta toe dat ik mij hier verschuil’.

Dat lêste wie in anargistysk spotliet op de jacht dy’t de plysje yn de jierren nei 1900 makke op de bandyt Frans Rosier, bynamme ‘Haarlemsche Frans’, dy’t mar hieltyd út ynrjochtingen en finzenissen ûntsnapte:

Sta toe dat ik mij hier verschuil 
Maar voor een ogenblik 
Politie zit mij achterna 
Dat is voor mij een schrik 
Ben Frans Rosier, maar schrik maar niet 
Ik ben een flinke guit 
Voor wie me aan ’t gerecht verklapt 
Maar ik lach ze allen uit!

In oare dochter fan Sjoerd, Sjoukje, troude mei in soan fan har heit syn maat Gerrit. Dy soan wie typograaf Jacob de Jong, dy’t yn ’e Twadde Wrâldoarloch yn Grins fersetsbledsjes printe, troch de Dútsers oppakt waard, yn konsintraasjekamp Neuengamme bedarre en op 9 maaie 1945 yn Sweden ferstoar, 41 jier âld. Jacob syn broer Dirk wie yn 1935 ien fan de twa oprjochters fan De Bildtse Post. Jacob en Dirk de Jong hiene it fak fan lettersetter leard yn de printerij fan Johannes Kuiken yn Sint Anne, dy’t oant 1922 de Bildtsche Courant útjoech. Dat jier giene krante en printerij oer nei Kuiken syn wurknimmer Adolf Hoekstra, dy’t oant 1963 trochsette soe mei it blêd.

‘Brief aan alle Bildtkerts’

Johannes Jans Kuiken (1860-1936) kaam yn 1880 yn it bedriuw fan syn heit Jan. Dy hie yn Sint Anne in printerij en in boekhannel en doe’t yn 1869 it deiblêdsegel derôf gie, wie er dalik mei de Bildtsche Courant úteinset. De krante, dy’t twaris yn ’e wike ferskynde, hie ynearsten in liberaal-frijsinnige sinjatuer. Mar Johannes hie mear each foar de need fan de arbeiders krigen as syn heit en joech dêr fan it ein fan de tachtiger jierren ôf hieltyd mear omtinken oan.

As begjinpunt kin faaks jilde de troch him skreaune, mar yn 1884 anonym publisearre Brief aan alle Bildtkerts en niet-Bildtkerts, naar anlaiding van ’e slechte tiid, schrewen en op eigen kosten drukke laten deur ’n Bildtkert. In jier letter printe er yn de Bildtsche Courant de foardracht ôf dy’t Domela op 12 april 1885 yn Sint Anne holden hie; in foardracht dy’t dalik dêrnei ek as boek (Algemeen stemrecht) fan de parse rôle. ‘Laat ons niet wachten op een verlosser (verlossers zijn er al zoveel geweest), wij hebben grote behoefte aan verlossing en die moeten wij onszelf verschaffen’, hie de reade messias de Bilkerts meijûn.

It broeide fansels op mear plakken yn Fryslân, dat hurd troffen waard troch de Grutte Agraryske Krisis. Yn dyselde jierren (1884-1885) rekke yn Ljouwert kranteman Oebele Stellingwerf fan it Friesch Volksblad ûnder de yndruk fan de Amerikaanske ekonoom Henry George (1839-1897), dy’t opfallende pleiten skreau foar it nasjonalisearjen fan ynkomsten út grûnbesit. In ‘single tax’ soe dan oare belêstingen ferfange kinne. Yn it Volksblad diskusearren in Piet Ploeger en in Jan de Zaaier - nei alle gedachten beide skriuwersnammen fan Stellingwerf sels - omraken oer syn wurk.

Hat dy skriuwerij Kuiken oansprutsen? Tusken 1890 en 1900 jout er it iene nei it oare striidskrift út fan saneamde ‘Georgisten’. Sa ferskine yn Sint Anne boeken en boekwurkjes fan Anne Rauwerda, Jan Stoffel, Michaël Flürscheim en Derk Roelof Mansholt, en yn 1895 ek in ‘nieuwe druk’ van Sociale vraagstukken, in Nederlânske oersetting fan Henry George syn Social problems (1883). Letter sil fegetariër en ûnthâlder Kuiken him benammen talizze op it fersprieden fan propaganda foar de ôfskaffing, mar yn de jierren tweintich jout er opnij in Georgistysk skriuwer de romte. Fan de Wierster ‘reade boer’ Arjen Sevenster (1881-1973) bringt er it wurk Landbouw en maatschappij (1922) op ’e merk. Sevenster komt dan al jierren geregeld by Kuiken thús; hy hat him it paad nei Henry George en ek nei de drankbestriding wiisd.

Arjen Sevenster liedt fan 1938-1941 sels in ‘Henry George-skoalle’ yn Sint Anne, in opliedingsynstitút fan de Georgistyske partij Recht en Vrijheid. Har hiele fierdere libben sille Arjen en soan Siebe Sevenster (1905-1993) besykje om it Georgisme yn Nederlân te fersprieden; de lêste ûnder mear mei it iene nei it oare ynstjoerd brief yn lanlike kranten, oan de ein fan ’e jierren tachtich ta.

As Kuiken syn affêren al oan Hoekstra oerdien hat (hy hat in swakke sûnens), komt de Stannebuurster útjouwerij, grif op syn oanstean, noch mei in brief fan Tolstoj, Over Henry George en diens grondwaardebelasting (1927), en in skriuwen fan de menistedûmny fan Berltsum Luurdo Reinders oan it kristen-sosjalistyske blêd De Blijde Wereld, titele Grondwaardebelasting! Geen socialisatie! (1927).

Patriotten

Histoarikus Kees Kuiken neamt Johannes Kuiken yn syn proefskrift Het Bildt is geen eiland (2013) inkeld yn it foarbygean, as ‘sympathisant van de arbeiders’; yn syn stik oer memoarjekultuer op it Bilt (De Vrije Fries, 2010) is Johannes Kuiken inkeld ‘zeer familiebewust’ en in ferstjintwurdiger fan in ‘vooroorlogs notabelennetwerk dat zichzelf het liefst zag als het oude “Steven Huigensvolk”’. Moai is it koarte profyl yn Van Aartsma tot Zwaluwa. 99 bijzondere personen uit de Bildtse geschiedenis (2017). Earder skreau sosjaal-histoarikus Johan Frieswijk in berjocht yn it Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland 4 (1990), mar al mei al liket in speurtocht nei wat mear detail, kleur en biografyske achtergrûn net ûnwolkom.

Oft Johannes Kuiken syn famyljebewustwêzen foaral te krijen hie mei syn besibbens oan de Wassenaar-clan en de earste Hollânske ymmigranten op it Bilt, liket my bygelyks gjin útmakke saak. Het Bildt is geen eiland jout rom omtinken oan de fûl-patriottyske boer Dirk Cornelis Kuiken, yn 1795-1796 provinsjaal represintant yn de Steaten-Generaal en lid fan de Nasjonale Gearkomste yn Den Haach, mar de netwerkstúdzje meldt dan wer net dat dy Dirk Cornelis Kuiken in omke wie fan in oerpake. Dy oerpake wie Jan Jans Kuiken (1773-1844) út Sint Jabik, dy’t as earste luitenant yn 1799 fochten hat tsjin de Ingelsen bij Starum, de Jouwer en Harns, yn 1805 boer waard oan de Nijebiltdyk boppe Sint Anne en de boeken yngien is as patriottysk bestjoerder, adjunkt-maire fan Sint Anne (1813-1814) en stichter fan in legere skoalle oan de Aldebiltdyk (1812).

Syn demokratysk sin sil er sûnder mis oerdroegen hawwe oan syn soan Johannes Jans Kuiken (1807-1871), de pake fan ús man. Dy is earst keapman, mar fan it midden fan de tritiger jierren ôf stiet er yn de papieren as mr. bakker. Hy sil net min buorke hawwe yn Sint Anne; nei syn dea wurdt syn besit ferkocht, dat dan bestiet út ‘een huis met broodbakkerij’ (3000 gûne) en boulân (2000 gûne). Op syn begraffenis wurdt er ûnder mear priizge om syn ‘vrijzinnige denkbeelden’, alsa Kuiken yn Van A tot Z.

Tûke sakelju

Bakkerssoan Jan Kuiken (1833-1898), Johannes syn heit, wurdt troch Johan Frieswijk wat misliedend ‘een bakkersknecht’ neamd foar’t dy yn 1859 mei in boekhannel úteinset. Yn 1861 folget in printerij en yn 1869 de Bildtsche Courant. Yn de ekonomyske bloeitiid op it plattelân yn de jierren sechstich en santich giet it de firma Kuiken foar de wyn. Jan Kuiken moat in tûk en warber sakeman west hawwe, neist syn posysje as oertsjûge frijsinnich tsjerkfâd. Alteast, dat tûke dûkelje ik op út de notariaatsargiven; hy keapet yn 1861 in hûs yn Sint Anne, yn 1872 noch ien, yn 1877 huzen en in cichoreidrûgerij yn Feinsum en Hallum (tegearre mei twa oaren) en yn 1881 in hûs mei timmerskuorre yn Aldsyl. Yn 1874 kin er in hiel nij hûs bouwe litte foar de winkel en de printerij. Ek stiet er gauris fermeld as skuldeasker.

Yn 1883 – de opgeande tiid hat dan west – makket Jan Kuiken syn testamint. Dat feit en it sterk sosjaal-polityk rjochte fûns fan de firma Kuiken fan 1884 ôf betsjutte, liket my, dat Kuiken junior net krekt yn 1890 mar al hiel gau nei syn kommen yn it bedriuw yn 1880 de leie oernaam hat fan syn heit. De ekonomyske krisis lit him al dalik fiele en saaklik sil er it yn de jierren tachtich en njoggentich net hiel maklik hân hawwe. Hy reagearret mei it útjaan fan in protte lytse wurken, faak oerprintsels út blêden, bedoeld foar minsken dy’t it net rom hawwe: syn saaklik doelpublyk is behalve de middenstân ek de arbeidersklasse dêr’t er ideologysk partij foar kiest.

Yn 1891 int er de stipejeften út it hiele lân foar de stakers fan Broedertrouw. Pleatslik is er ek warber as siktaris fan de grutte ôfdieling fan de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, en letter as gemeenteriedslid. Ek heakket er oan by nasjonale netwurken. Hy is fan 1892-1897 lid fan it haadbestjoer fan de Nederlandsche Bond voor Landnationalisatie en hy wurdt lid fan it haadbestjoer fan de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank. Fan beide klups jout er tydskriften en losse publikaasjes út.

‘De boekhandel, waarin ook zijn zuster Trijntje werkte,’ skriuwt Frieswijk, ‘verloor klandizie en de drukkerij kreeg minder orders, maar kon deze compenseren met drukwerk van buiten de gemeente’. Yn 1897, as de ekonomyske krisis fierhinne oer is, heakket Kuiken in nije leat ta oan syn bedriuw: hy set útein mei ‘De Friesche Inktfabriek’, nei’t er in inketsaak yn Stienwyk oernaam hat. In grut sukses wurdt it lykwols net; nei 1901 binne der yn kranten gjin advertinsjes mear foar te finen.

De publike saak

Kuiken sil him polityk net oanslute by de SDB, net by de SDAP en net by de VDB; hy bliuwt syn libben lang in frije sosjalist fan it Volkspartij-type. Yn 1891 wurdt er bestjoerslid van de Friesche Volkspartij, wat er oant de opheffing dêrfan begjin 1897 bliuwe sil, de lêste twa jier as siktaris en ponghâlder. It lêste jier wie syn Georgistyske bûnsmaat Oebele Stellingwerf foarsitter. 

Nei de Earste Wrâldoarloch ferflaut de belangstelling yn it lân foar utopistyske ideeën oer grûnpolityk en komt der ferdieldheid ûnder de lânnasjonalisearders. In groep wol ta op de foarming fan lokale assosjaasjes en fersmyt privaat lâneigendom alhiel, de oare groep (mei Sevenster en Kuiken) hâldt fêst oan de ‘single tax’ ideeën fan Henry George. Yn 1926 heart Johannes Kuiken by de oprjochters fan in nije beweging, de Bond tot Hervorming van de Grondeigendom dy’t ûnder lieding fan Daniël de Clercq en Arjen Sevenster komt te stean. Tink dêrby oars net oan tûzenen leden; miskien al mei al in fiifhûndert, de measten wennen yn it noarden fan Fryslân, Ljouwert en Grins.

Weromsjend liket it as komt der gjin ein oan de ynset fan Johannes Kuiken foar de publike saak. Oan ús ferskynt er net as in Biltse patrisiër, mar as in sosjaal belutsen geast dy’t foar eigen rekken wurk makke fan syn oertsjûgingen oangeande in bettere en earliker maatskippij. Dat koe er dwaan op de stevige basis fan in famyljebedriuw-mei-úthâldingsfermogen en behalve in sterke Bilt-sinnige ek in sterke liberaal-frijsinnige famyljetradysje. Syn namme sil it meast ferbûn bliuwe mei de lânkwestje. As printer en útjouwer fan Georgistyske literatuer hat syn firma op nasjonale skaal in rol spile, neist útjouwerijen as W. Hulscher yn Dimter, H.D. Tjeenk Willink yn Haarlim, Joh. G. Stemler yn Amsterdam en S.L. van Looy yn Amsterdam. Dy bedriuwen joegen de earste Nederlânske oersettingen fan wurk fan Henry George út, mar in protte praat oer dat wurk rôle fan de parse yn Sint Anne. 

In prinsipjeel, mar ek praktysk, sympatyk, beskaafd en belêzen man, sa beskriuwt Frieswijk him. Idealistysk, fêsthâldend en rjochtlinich binne wurden dy’t ek opkomme meie. Op Johannes Jans Kuiken hiene de rigels slaan kind dêr’t Waling Dykstra syn anonym publisearre gedicht ‘My tinkt’ mei einiget. It fers ferskynde yn it Friesch Volksblad fan 9 novimber 1884 en stiet ôfprinte dalik nei de earste brief fan Piet Ploeger oan Jan de Zaaier. Ik lês it as in oanmoediging om in idealistyske saak te bepleitsjen, mar ek as in warskôging dat soks lang net altyd tafalle sil: 

‘Wêr’t ea de moed en krêften sakken, / Wa’t ek de holle hingje liet, / Him gyng de moed net nei de hakken: / Wat men him foar de skinen smiet, / En hoe’t de skoech him soms ek twong, / Hy seach op ’t doel en gyng syn gong.’

 

Aldsyl, 12 juny 2024

 

Bylage: selektive fûnslist


Flürscheim, Michael [1844-1912]. Pabst und Sozialreform (St. Anna Parochie, 1891) (Bron: NvdB 58-64, 11-8-1891)

Flürscheim, Michael. Open brief aan Zijne Heiligheid Pauls Leo XIII. Uit het Duitsch. Uitgegeven van wege den Nederlandschen bond voor landnationalisatie (Sint Anna Parochie, 1892) (Bron: NvdB 59-12, 9-2-1892)

Flürscheim, Michael. Individualisme en socialisme, of de werkelijke betekenis van het grond-vraagstuk. Uit het Engelsch vertaald door J.J. Duijntjer. Nagezien, onder toevoeging van aanteekeningen door J. Stoffel (St. Anna Parochie, 1892) (Bron: NvdB 59, 4-10-1892)

George, Henry. Sociale vraagstukken. Nieuwe druk. Vert. J. Stoffel (St. Anna Parochie, 1895)

[Kuiken, Joh.]. Brief aan alle Bildtkerts en niet-Bildtkerts, naar anlaiding van ’e slechte tijd, schrewen en op eigen kosten drukke laten deur ’n Bildtkert (St. Anna Parochie, 1884) (Bron: NvdB 51-91, 24-10-1884)

[Kuiken, Joh.] Groote vooruitgang – maar blijvende armoede (St. Anna Parochie, 1927) (Bron: NvdB 94-33, 26-4-1927)

Mansholt, D.[erk] R.[oelof] [1842-1921]. Mijne zelfverdediging. Een antwoord op de aanvallen van de Redactie van ‘Recht voor allen’ (St. Anna Parochie, 1892) (Bron: NvdB 59-12, 9-2-1892)

Mansholt, D.R. Internationale arbeidsverdeeling en de prijsvorming van het broodkoren (St. Anna-Parochie 1896)

Nieuwenhuis, Ferdinand Domela. Algemeen stemrecht (St. Anna Parochie, 1885) (Overdruk uit Bildtsche Courant; voordracht gehouden 13 april 1885 in St. Annaparochie)

Oppenheimer, F. De toekomst der Liberale Partij (St. Anna-Parochie, 1901)

[Rauwerda, A.[nne Melles] [1859-1945]. [Veritas] Dekt de vlag de lading? Een woord over verbetering van maatschappelijke toestanden, naar aanleiding van het oprichten van Boterfabrieken (St. Anna Parochie, 1886) (Bron: NvdB 53-34 (27-4-1886)

Rauwerda, A. Het wetsontwerp Van Houten en de landnationalisatie (St. Anna Parochie, 1890) (Bron: NvdB 57-56, 15-7-1890) (overdruk uit ‘De grond aan allen’; 15 p.)

Rauwerda, A. De toestand van de arbeiders in Friesland. Uitslag van het onderzoek van de Volkspartij. 2 deeltjes (St. Anna, Parochie 1890-1891)

Rauwerda, A. De werking van het privaat- en van het gemeenschappelijk grondbezit (St. Anna Parochie, 1891)

Rauwerda, A. Armenzorg en gemeentegrondbezit (St. Anna, Parochie 1892)

Rauwerda, A. Scheikunde voor den jongen landbouwer (St. Anna Parochie, 1895) (Bron: NvdB 62-6, 18-1-1895)

Rauwerda, A. Red. Grond en arbeid. Maandblad ter aanbeveling van het gemeentelijk grondeigendom. Jrg. 1. (Bron: NvdB 61-1, 3-1-1894)

Rauwerda, A. Het gebruik der armengelden (St. Anna Parochie, 1895)

Rauwerda, A. De Heer Treub en landnationalisatie. Beantwoording van een viertal in het Sociaal Weekblad verschenen artikelen (St. Anna Parochie, 1895)

Rauwerda, A. Hoe tot gemeenschappelijk grondbezit te komen, hoe het te gebruiken? (St. Anna Parochie, z.j.)

Reinders, L. Grondwaardebelasting! Geen socialisatie! Open brief aan de redactie van het religieus-socialistische weekblad ‘De Blijde Wereld’ (St. Anna Parochie, 1927) (Bron: NvdB 94-33, 26-4-1927)

Sevenster, A.[rjen] [1881, Stiens - 1973]. Landbouw en maatschappij (St. Anna Parochie, 1922) (Bron: NvdB 89-37, 9-5-1922)

Stap, Jan A. [1859-1908]. Het ontstaan en de werking der vereeniging ‘Broedertrouw’ te St. Jacobi-Parochie. Aan ’t volk verteld (St. Anna Parochie, 1891) (Bron: NvdB 58-44, 2-6-1891) (Overdruk uit Friesch Volksblad)

Stellingwerf, Oebele. It húsbisiik by Goasseboer. Blyspil yn ien útkomst (Utjown for rekken fen de skrjuwer) (St. Anna Parochie, 1881) (Bron: Brinkman’s Alphabetische Lijst, 1-1-1888)

Stoffel, J.[an] [1851-1921]. Landnationalisatie. Antwoord aan de Protestantsche Noordbranter (St. Anna Parochie, 1894) (Bron: NvdB 61-29 (6-4-1894)

Stoffel, J. Op den verkeerden weg (St. Anna Parochie, 1899) (Bron: NvdB 66-34, 28-4-1899)

Stoffel, J. De toekomst der liberale partij (Sint Anna Parochie, 1901) (Bron: NvdB 68-34, 26-4-1901)

Tolstoy, Leo. Over Henry George en diens grondwaardebelasting. Een brief aan zijn dochter (St. Anna Parochie, 1927) (Bron: NvdB 94-33, 26-4-1927)

Vlugschriften. Uitgegeven door het Centraal bestuur der Nederlandsche volkspartij (St. Anna Parochie, 1897) (Bron: NvdB 64-74, 14-9-1897)

Volkspartij (De Friesche). Statuten van het friesch comité van de volkspartij (St. Anna Parochie, 1895) (Bron: NvdB 62-9, 29-1-1895)

Wilod Versprille, J.M. [1849-1930]. Algemeen stemrecht, een eisch des tijds! Een woord over en naar aanleiding van de rede van den heer F. Domela Nieuwenhuis, uitgesproken te Stiens (St. Anna Parochie, 1885) (Bron: NvdB 52-35, 1-5-1885)