De dood van een mens is als de val van een machtige staat,
die over dappere legers, aanvoerders en profeten beschikte,
en rijke havens, en schepen op alle zeeën,
en nu zou deze niemand meer te hulp komen,
met niemand een bondgenootschap sluiten,
want zijn steden zijn leeg, zijn bevolking is verstrooid,
distels overwoekeren het land waar vroeger werd geoogst,
zijn roeping is vergeten, zijn taal verloren –
het dialect van een dorpje, ergens ver in onherbergzame bergen.
Berkeley, 1975
(Ut: De hymne over de parel, 1982. Oersetting: Gerard Rasch)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten