dinsdag 31 mei 2022

Westen heeft allesbehalve de morele overhand in Oekraïne


 

Alle handel met Rusland zal dat land alleen maar beter in staat stellen om ons te vernietigen.’ 

Zomaar een blurp van een columnist. Over een zelfbedachte, zelf bijelkaar gefantaseerde dreiging. Die ook schrijft: ‘Op dit moment lijkt totale isolatie [van Rusland] dan ook het beste dat we kunnen doen en verder onze defensie weer opbouwen.’ Was getekend, S. Singelsma, drs. Heeft (lang geleden) gewerkt bij het Comité van de Regio’s van de Europese Unie en stelt zich nog altijd op als ‘his master’s voice’.

Inmiddels kampen Nederland en Duitsland wel met de hoogste inflatie sinds de oliecrisis van begin jaren zeventig. The Guardian waarschuwt nu dat 500.000 (!) Britse bedrijven op omvallen staan: ‘risk of going bust within weeks’. De prijs van een vol winkelkarretje rijst ook in Sint Annaparochie de pan uit. Er wordt gewaarschuwd voor een mogelijk koude winter. Volgens EU-Commissaris Timmermans moet de thermostaat lager en de wasmachine minder worden gebruikt. Vaker kleren luchten in plaats van ze te wassen en in de droger te stoppen.

Kortom: van de Europese burger wordt blijkbaar verwacht dat hij de buikriem aantrekt ten dienste van de rampzalige oorlogs- en sanctiepolitiek die de Europese Unie, in opdracht van Washington, richting Rusland voert. De buikriem aantrekken geldt niet, integendeel, voor de Amerikaanse wapenindustrie. Terwijl het Nederlandse kabinet voor grote bezuinigingen staat, en voor de keus om de burger al dan niet financieel te ondersteunen in de rampspoed die hem treft, veroorzaakt door de Europese oorlogskoers, geeft Rutte IV honderden miljoenen euro’s extra uit aan… defensie. Duitsland verdubbelt zelfs z’n defensiebudget. Raytheon jubelt. General Dynamics jubelt. Generaals aller landen jubelen.

Rusland, zo weten allen, is de ‘agressor’ in Oekraïne. In wat bij voorkeur ‘Poetins oorlog’ wordt genoemd. Rusland, volgens de geopolitieke ideeën van Brussel, en ook van drs. Singelsma, moet buiten het Europa van de ‘vrije democratieën’ worden gesloten. En Oekraïne, overigens een van de meest corrupte en anti-democratische landen in Europa, moet juist worden binnengehaald. Met ranja, slingers en trompetten.

Dat alles in het kader van – weer drs. Singelsma – ‘de grote geopolitieke vraag welke plaats Europa in relatie tot de andere wereldmachten moet hebben’.

Laten we even pauzeren. Efkes skoft. Ademhalen. Nadenken.

Heel dit wankelende bouwwerk van Europese assertiviteit berust op de al even wankele morele notie dat Rusland de enige schuldige aan de Oekraïense oorlog is. Is dat zo? Beroemde geleerden als Noam Chomsky (links) en John Mearsheimer (rechts) en vele andere verstandige, onafhankelijke waarnemers vinden van niet. Ze wijzen erop dat Oekraïne onder Amerikaanse en westerse regie de Russische inval van 24 februari heeft uitgelokt. Door naar Amerikaans voorbeeld een stelselmatige provocatiepolitiek te voeren, die het Kremlin uiteindelijk geen andere optie liet dan de ‘speciale militaire operatie’ die het lanceerde: een beperkte oorlog in een beperkt gebied, met als officiële doelen om Oekraïne te demilitariseren en te denazificeren.

Voor die optiek is veel te zeggen. Welke provocaties? Staat u me toe.

De uitnodiging door de Navo, april 2008, ondanks zware tegenstand van Duitsland, Frankrijk en Rusland, aan Oekraïne om lid te worden van de Navo.

Het zenden van militaire hulp en trainers naar Kiev door de Amerikanen sinds 2013.

Het slikken-of-stikken associatieverdrag dat de EU in 2013 opdrong aan de Oekraïense president Yanukovitsj, dat zowel Oekraïne als Rusland economisch zou ruïneren en dat Yanukovitsj weigerde te ondertekenen.

De gewelddadige en onconstitutionele regeringswisseling in Kiev, onder Amerikaanse regie, in 2014.

Het besluit van het Oekraïense parlement, in 2014, om de taalrechten van het Russisch in Oekraïne af te schaffen.

De massale Amerikaanse wapenzendingen vanaf 2017.

De eenzijdige opzegging, door Trump, van het INF-verdrag over kernwapens voor de middellange afstand in 2019 – het verdrag waarvoor ondergetekende en nog honderdduizenden andere Nederlanders hebben gedemonstreerd in Amsterdam in 1981 en Den Haag in 1983.

De stationering, door Washington, in Polen en Roemenië van installaties die zulke kernwapens kunnen afschieten, wapens die binnen enkele minuten Rusland kunnen bereiken.

De Amerikaanse sabotage van de Minsk I en Minsk II akkoorden. De Amerikaanse sabotage van de vredesonderhandelingen in Istanboel van maart dit jaar.

De tot op heden vruchteloze pogingen om Rusland op de knieën te krijgen met economische oorlogsvoering tegen haar burgers (sancties).

De uitlatingen van de Amerikaanse president Biden over Russische ‘genocide’ in Oekraïne en de noodzaak dat Poetin van het toneel verdwijnt (regime change).

Waar is hier precies de moral high ground die ‘het Westen’ denkt te hebben? Wie is in bovenstaand plaatje nu eigenlijk ‘de agressor’? Nu hoeven we van de Kremlinbewoners natuurlijk geen lieverdjes te maken. De inval van 24 februari mag vanuit Russisch standpunt gezien een gerechtvaardigde actie zijn om Ruslands veiligheidsbelangen te beschermen: het land beriep zich op artikel 51 van het VN-handvest, dat militaire hulpacties toestaat als er bondgenoten (in dit geval de volksrepublieken Donetsk en Luhansk) worden aangevallen. Feit blijft echter dat het Russische leger op grote schaal menselijke ellende veroorzaakt en verwoestingen aanricht. 

Het punt is hier wel dat ‘het Westen’ daaraan mede schuld heeft. En dat ook Oekraïne daaraan medeschuldig is. Zoals een latere adviseur van acteur-president Volodimir Zelensky al in 2019 in een interview zei, de Oekraïense leiding zag een Russische inval als een noodzakelijk en dus welkom kwaad om op termijn tot de EU en de Navo toegelaten te kunnen worden. Op 16 februari dit jaar begon het Oekraïense leger, ongetwijfeld wederom onder Amerikaanse regie, met hevige beschietingen op steden in Donetsk en Luhansk. Mét enkele dagen later het gewenste resultaat.

We moeten ophouden met het misplaatste morele vingertje op te steken en beginnen om enige zelfreflectie en zelfkritiek toe te passen. Ja, het kan zijn dat ‘groen Europa’ over de Oekraïense oorlog graag vooral zwartwit denkt. Omdat zulks de gewenste vergroening van de Europese energievoorziening wellicht bespoedigt. Zie bijvoorbeeld de groteske oorlogstaal van het groene smaldeel in het Duitse kabinet. De Europese vergroening is inderdaad zeer gewenst. Maar men mag zeker wel even stilstaan bij het moeilijk te missen feit dat onze groene wereldredders er geen been in zien om voor hun ideaal duizenden en duizenden Oekraïners op te offeren, in een voor Oekraïne overduidelijk al vanaf het begin en nog steeds uitermate uitzichtloze oorlog?

Tweede drogreden voor het morele tamboereren: het gaat in Oekraïne om een strijd van democratie tegen dictatuur. Je reinste onzin, voor iedereen die iets afweet van de manier waarop de respectievelijke Oekraïense regimes stelselmatig oligarchen in de politiek en nazi’s in het leger op belangrijke posten benoemen, politieke partijen verbieden en nieuwsorganisaties buiten de wet stellen.

Derde drogreden: Singelsma’s geopolitiek. In plaats van een pan-Europees veiligheidshuis te bouwen, waarvan ook Rusland deel kan uitmaken – het ideaal van Gorbatsjov – drijft het Westen Rusland in de armen van China. Bravo. Het is heel lastig om in te zien hoe zulks ons werelddeel op den duur veiliger en welvarender zal maken. Daarom wordt die vraag maar gewoon niet gesteld. Dezer dagen zien we aan de platheid van onze portemonnee waar dergelijke politiek toe leidt.

Rusland heeft West-Europa drie keer gered. Van Frankrijk in 1812. Van Duitsland in 1918. Nogmaals van Duitsland in 1945. Miljoenen en miljoenen Russen zijn in de geschiedenis gestorven door toedoen van Europees militair avonturisme. De Russische muziek, de Russische literatuur, de Russische christelijke traditie, het wijst er allemaal op dat er in het komende Europese huis ook weer plaats zal zijn, moet zijn, voor Rusland. 

Om de kanonnen te laten zwijgen, zijn onderhandelingen nodig. Om die van de grond te krijgen, moeten Washington, Londen, Brussel en Kiev bij zinnen komen en Zelensky en trawanten vertellen waar het op staat. Zoals ik overigens op 17 maart en nogmaals op 18 april al schreef.

Er is in de Oekraïense oorlog geen moral high ground. Er is, Singelsma, behoefte aan vrede. Nu.

.


maandag 30 mei 2022

Het 'vrije woord' vereist zelfkritische journalistiek



Op 10 mei dit jaar, vijf dagen voor de heiligverklaring van Titus Brandsma, ging er een brief naar de paus, ondertekend door katholieke journalisten en Vaticaan-correspondenten, waarin werd gevraagd om Brandsma aan te wijzen als beschermheilige van de journalistiek. Het idee verdient aandacht in het kader van actuele discussies over de (on)wenselijkheid van beperkingen aan het ‘vrije woord’. De wereld, zo signaleren de katholieke journalisten, heeft grote behoefte aan een heilige voorspreker ‘in deze tijden van desinformatie en polarisatie’. Maar dan wel een voorspreker, zou ik daar graag met enige aandrang aan willen toevoegen, die niet voor censuur pleit, maar voor meer zelfkritiek in de journalistiek.

Brandsma is zo’n verzetsheld in de strijd voor democratie en tegen dictatuur. In hem waarderen de briefschrijvers de man die zich teweerstelde tegen ‘de taal van haat en verdeeldheid’, ‘iemand die de diepere missie deelde die de journalistiek in de moderne tijd zou moeten drijven: een zoektocht naar waarheid en waarachtigheid, het bevorderen van vrede en dialoog tussen mensen’.

Men begrijpt: daar is meer over te zeggen. Hoe beschreef Titus Brandsma zelf zijn diepere missie?

Een van zijn interessantste teksten op dit punt is de rede die hij op 11 november 1931 hield in de Bergkerk in Deventer. Die droeg de titel ‘Vrede en vredelievendheid’. Daarin legde hij de nadruk op de individuele verantwoordelijkheid van de mens om zich af te vragen wat goed en kwaad is. Hij spreekt ons rechtstreeks aan: ‘En wij, die midden in de wereld staan, wij die meer dan we onszelve bewust zijn, worden beheerscht door de publieke opinie om ons heen, laten we ons eens afvragen, of ook wij wel worden geleid door de juiste voorstellingen van hetgeen de vrede in de menschelijke samenleving eigenlijk inhoudt.’

Met andere woorden, in zijn rede wijst Brandsma op een mogelijke spanning, een mogelijke tegenstelling, tussen de invloed die de publieke opinie op ons uitoefent en de ‘juiste voorstellingen’ waarnaar iedereen zou moeten streven en leven. Zijn ‘laten we ons eens afvragen’ maant tot introspectie. Er is moed voor nodig om die opdracht aan te vatten en te aanvaarden. ‘Ook wij’, schrijft hij, ‘missen de moed, in den volle zin des woords vredesapostelen te zijn.’ Toch moeten we ons inzetten voor het ideaal. Voor hem, als christen, lag dat ideaal in ‘de verheven vredesboodschap eens door Christus aan de wereld gegeven’.

Zoeken naar waarheid en werkelijkheid

Zodoende beweegt hij zich als voorvechter van vrije journalistiek weg van de algemene mening en de publieke opinie, naar de individuele opdracht toe om te zoeken naar de ‘juiste voorstellingen’. In een latere rede uit 1936 getiteld ‘De katholieke pers’ toont hij zich bewust van ‘de gevaren voor misleiding’, en ziet hij om zich heen een groeiende ‘behoefte aan beproefde leiding en voorlichting’. Het zoeken naar waarheid en werkelijkheid is namelijk lang niet altijd makkelijk. Hij gaf in 1931 in Deventer ook een opvallend idee van wat in zijn ogen een van de belangrijkste oorzaken is van ons plichtsverzaken en de geestelijke verwarring die onze taakuitvoering soms onmogelijk maken. Die oorzaak ligt volgens hem in het nastreven van zakelijk eigenbelang door overheersende politieke en sociaal-economische actoren in de maatschappij.

De concentratie van het kapitaal’, hij zegt het Marx min of meer na, ‘de onverantwoordelijkheid van dengene, die het kapitaal verstrekt, voor hetgeen daarmede wordt gedaan, verscherpen den klassestrijd en scheppen een sfeer van haat en vijandschap tusschen groote groepen der bevolking, vooral omdat uit de bedrijven haast elk gevoel van liefde wordt gebannen, alles zakelijk wordt behandeld en naar het eigen belang afgewogen.’ De gangbare naam voor informatie die ‘naar het eigen belang afgewogen’ is, en toegesneden op de bevordering van politieke doelen, is propaganda.

Analyse van de rede van Brandsma legt dus een matrix bloot van factoren die met elkaar verband houden, en die op het functioneren van journalisten inwerken: publieke opinie, propaganda, ‘juiste voorstellingen’ en eigen verantwoordelijkheid. De dominantie van het eigenbelang in het kapitalisme maakt dat de journalist – en de christen – zich doorlopend moet afvragen waar waarheid en werkelijkheid nu eigenlijk te vinden zijn. Parallellen dienen zich aan met de manier waarop de latere kritische mediasociologie het ideaal, of de fictie, van het vrije woord heeft geconfronteerd met de manipulatie van massamedia door overheden en grote bedrijven.

Strijders voor het vrije woord

Maar dan de Friese actualiteit. In zijn lezing ‘Journalisten als strijders voor het vrije woord’, gehouden op het Sieperda-symposium over nieuwscultuur in Fryslân, 8 april jongstleden in Leeuwarden, schilderde publicist Bert de Jong een beeld van de tegenwoordige journalist als een slagvaardig scheidsrechter tussen ‘waar en onwaar’. Het verschil daartussen is een bron van onenigheid, De Jong schrijft: ‘Journalisten worden gedwongen om twee- of driedubbel te bewijzen dat het waar is wat met eigen ogen gezien is of wat eigen oren hebben gehoord. Zij moeten – met in sommige gevallen als offer hun eigen leven – zo hun moeilijke werk doen.’

Gelukkig is er nog een grote groep burgers, gaat De Jong verder, ‘die feiten en verhalen voor waar wil aannemen en daarmee ook onze vrijheid beschermt en in het bijzonder die van het vrije woord. Maar er is ook een grote groep die overspoeld wordt door de complexiteit van moderne informatiestromen en van hun ongeloof een geloof maakt. De ontkenning van de werkelijkheid is zo ongeveer de grootste bedreiging van de journalistieke vrijheid.’

Ongetwijfeld is zo’n betoog mede ingegeven door de informatiepaniek die het Covid-beleid in Nederland en in het buitenland heeft begeleid. In de dreigende anarchie van nepnieuws trapt de schrijver in navolging van Twitter, Facebook en YouTube op de rem van het vrije woord. Niet om het te redden, maar om de maatschappelijke ordening te beschermen tegen de geadverteerde chaos die kan ontstaan als een groot deel van de bevolking het niet eens is met de overheid en de macht. Van die denkwijze bleek al iets in de brief van de journalisten, waar ze Brandsma noemen in verband met hun behoefte aan zekerheid in barre tijden van nepnieuws.

Maar de discussie over het vrije woord gaat natuurlijk verder dan historische incidenten die kunnen worden aangegrepen voor zijn inperking. Het knappe van het denken van Titus Brandsma, toegepast op de journalistiek, is dat hij negentig jaar geleden de journalistieke blik al problematiseerde in plaats van fixeerde. Hij stelde juist dat het moeilijk kan zijn om in het geweld van publieke opinie en propaganda ‘juiste voorstellingen’ te formuleren over waarheid en werkelijkheid en je eigen positie daarin. Niet altijd slaagt men in die opdracht. Niet altijd heeft men genoeg informatie voor een overtuigend beeld. Falen is menselijk. Vaak is aanpassing en nuancering nodig.

Het journalistieke product is dus niet per definitie waar of zelfs maar waarachtig, ook al wil men het graag zo zien. Het mag op z’n best een poging ertoe zijn, de formulering van een perspectief. Het laat ruimte voor alternatieven. En precies daarin bestaat de vrijheid van het vrije woord waarvoor Titus Brandsma is gestorven. Omdat hij waarschuwde tegen nazi-propaganda die het wilde afschaffen.

Informatiemaatschappij

Hoewel jaarlijks tientallen journalisten over de hele wereld bij de uitoefening van hun vak komen te overlijden, is het werk van de grote, grote meerderheid in de beroepsgroep natuurlijk minder spannend of, zo u wilt, minder voorbeeldig of heldhaftig dan de biografie van Titus Brandsma zou kunnen suggereren. De moderne informatiemaatschappij veroordeelt de journalist meer en meer tot de rol van pion in een oneindig schaakspel, wiens taak het is om in grote lijnen te illustreren wat in politieke, economische of culturele machtscentra is uitgedacht en bedoeld om naar onderen door te druppelen.

Zelf kan de journalist daar niet zo heel veel tegen doen of aan toevoegen. Hij weet dat ook wel. Hij is zich er goed van bewust en maakt er naar ruimte en vermogen het beste van. Zo steekt de informatiemaatschappij op dit moment in elkaar; zijn benauwdheid heeft oorzaken. Op z’n minst een drietal dient zich aan: een economische, een technologische en een politieke oorzaak.

Ten eerste: de neoliberale nadruk op rendement, efficiëntie, commercie en reductie van de publieke sector sinds de negentiger jaren van de vorige eeuw. Die heeft veroorzaakt dat de traditionele werkgevers van de journalist – kranten, bladen, nieuwsorganisaties – hem steeds minder ruimte kunnen bieden, minder tijd en minder collega’s, om zijn eigen verantwoordelijkheid in de zoektocht naar ‘juiste voorstellingen’ van waarheid en werkelijkheid – de christelijke opdracht van Titus Brandsma – waar te maken.

Op de tweede plaats heeft de verschuiving, na 2000, van drukpers, radio en televisie naar een divers en gedemocratiseerd medialandschap van sociale media, vlogs, blogs, streams en ga maar door, de journalist beroofd van zijn uniciteit. Jazeker, hij heeft wel veel meer informatie dan eertijds tot z’n beschikking, maar uitzoeken en weging nemen tijd, tijd is geld, en hij is niet langer het enige doorgeefluik, de officiële verspreider van informatie en meningen. Hij moet concurreren met andere media, andere informanten, andere informatie. All the news that’s fit to print wordt all the news that’s fit to click. Daarom heeft hij belang bij een hechte, liefst commercieel vruchtbare relatie met de nieuwsproducenten, i.e. met de macht.

En als laatste: de capaciteit, het vermogen van politieke en economische centra om te beïnvloeden en te vormen wat als waarheid en werkelijkheid wordt gezien, waarover gesproken kan worden en waar niet over, wat tot het discours behoort en wat niet, dat vermogen is, mede dankzij beide al genoemde oorzaken, explosief toegenomen. Iedere journalist vindt drie, vier voorlichters of communicatiemedewerkers tegenover zich. Elke dag. Dat drukt op zijn individuele oordeel en overtuiging. Journalistiek die een commercieel interessant bereik wil hebben, moet, het zij op grotere of kleinere afstand, op hoofdpunten agenda’s volgen en prioriteiten bevestigen.

Actuele betekenis

Bezien in dat krachtenveld, in het kader van zo’n maatschappij- en nieuwsstructuur, krijgt de betekenis van Titus Brandsma’s voorgeleefde denken over het vrije woord volgens mij het meeste reliëf. ‘Laten we ons eens afvragen’, is de actuele kernboodschap van zijn lezing uit 1931, ‘of ook wij wel worden geleid door de juiste voorstellingen van hetgeen de vrede in de menschelijke samenleving eigenlijk inhoudt.’

In onze tijd is er reden te over om die gewetensvraag te stellen. Doorlopend te stellen. Journalisten zien lang niet altijd meer, als het al ooit het geval is geweest, met eigen ogen of horen met eigen oren wat waarheid en werkelijkheid is. Vaak zien en horen zij – u, ik ook – wat anderen, die het kunnen betalen, willen dat ze zien en horen. En de juiste interpretatie en conclusie worden gratis meegeleverd. Het is nooit anders geweest. Maar nu steeds grotere massamedia dichter en dichter aankruipen tegen de macht, nu nieuwe technologieën als nooit tevoren grootschalige beïnvloeding mogelijk maken, maar ook alternatieve narratieven vooral in sociale media ruimte opeisen, nu vraagt de matrix van Titus Brandsma met z’n nadruk op persoonlijke verantwoordelijkheid extra dwingend de aandacht van journalisten.

Als hun vrije woord niet vrij is van publieke opinie en propaganda, als het niet los te zien is van maatschappelijke processen, belangen en machtsverhoudingen, als waarheid en werkelijkheid grotendeels worden gemaakt, dan staan journalisten in een democratie voor de taak om zichzelf, hun vak en hun publiek daar rekenschap van te geven. Bij alles wat ze zeggen, schrijven of filmen. Goede journalistiek, iedere zoektocht naar waarheid en waarachtigheid in de geest van Sint-Titus, problematiseert (ook) zichzelf.


Abe de Vries is journalist en eindredacteur bij het Friesch Dagblad. Dit artikel werd op 28 mei 2022 gepubliceerd in de bijlage Wykein van het FD. 



 

dinsdag 3 mei 2022

De anatomie van propaganda. Waarom we liever niet praten over de inzet van fléchettes in 'urban warfare'


 

Rijdt u in een comfortabele, van smaak, beschaving en welstand getuigende Saab? Dan bestaat de kans dat uw stuk ijzer misdaden tegen de menselijkheid heeft voorkomen. Althans, voor hetzelfde geld waren er fléchettes van gedraaid.

De fabrikant van uw auto fabriceert namelijk ook fléchette-munitie. Al tot oud verdriet en protest van Zweedse vredesclubs. Saab/Bofors produceert en exporteert, op z’n minst sinds 2011, helse granaten die bij ontploffing-op-hoogte 1100 metalen pijltjes-met-staartvinnen, fléchettes genaamd, met een enorme snelheid loslaten. Met dodelijk effect in een gebied zo groot als een voetbalveld. De soort munitie dateert al van de Eerste Wereldoorlog maar varianten zijn ook gebruikt door de Verenigde Staten in Vietnam en door Israël in de Gaza-strook. De werking is eenvoudig te begrijpen: iedereen die zich buiten beschermende muren bevindt en geen deugdelijk dak boven het hoofd heeft, wordt geperforeerd.

Humanitair voordeel, voorzover je daarvan mag spreken, is dat fléchette-ladingen niet, zoals bij clustermunitie wel het geval is, ononplofte explosieven achterlaten die onbedoelde doden en gewonden kunnen veroorzaken. Militairen zien de pijltjesgranaten mede daarom als een aanvaardbaar alternatief voor clusterbommen, waarvan het gebruik inmiddels al in meer dan honderd landen is verboden.

Lucratieve handel

Mensenrechtenorganisaties pleiten juist al heel lang voor een algeheel verbod op fléchette-munitie. Het oordeel van Amnesty luidt: They should never be used in built-up civilian areas’, juist vanwege de grote kans dat bij het afschieten ervan in dorpen en steden behalve militairen ook burgers worden getroffen. Tot nu toe komt zo’n verbod er niet van. Onder meer omdat het voor Saab/Bofors en andere wapenfabrikanten en een aantal landen blijkbaar heel profijtelijk is om oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid mogelijk te maken. Zoals de Canadese politicoloog Raymond Taras al in 2015 schreef, ‘[Sweden] agressively promotes its arms export industry which includes sales of the “meat grinder” flechette Area Defense Munition [ADM] condemned by Amnesty International’.

Ondanks zulke protesten gebruiken meer dan veertien landen, waaronder de Verenigde Staten, Canada, Zweden, de Baltische staten en Oekraïne, inmiddels het wapensysteem waarmee deze Zweedse gruwel-darts kunnen worden afgevuurd. Het ‘Multiple Role Weapon System’ Carl Gustav M4 van Saab/Bofors is een schouderraketsysteem dat in de pers steevast wordt omschreven als een antitankwapen. Het is echter evengoed een antipersoneelswapen. Ook met de oudere M3-versie was het al mogelijk om ADM-ladingen te verschieten. Volgens Saab/Bofors, volgens een Amerikaanse leger-instructie en volgens wapenexperts is de Carl Gustav in combinatie met deze munitie vooral effectief in ‘urban warfare’. In terrein dus waar de kans op burgerslachtoffers het grootst is, zoals Amnesty waarschuwt. De aanbevolen effectieve afstand tot het doelgebied is honderd tot maximaal tweehonderd meter. Dan heb je het over straatgevechten.

Het trainingsvoorschrift voor de Carl Gustav M3 van het Amerikaanse leger TC 3-22.84 volgt de omschrijving van de fabrikant en noemt dat de ADM-lading is ‘intended for area protection; used as an antipersonnel munition for close-in protection in tight conditions of jungle and urban warfare’. Niettemin behoren bij inzet in een wijde omgeving veiligheidsmaatregelen te worden genomen. Voor het ‘veilige’ gebruik ervan – dat wil zeggen, zodat geen eigen troepen dodelijk worden geraakt – wordt een straal van liefst 330 meter voorgeschreven. ‘Crews shall use extreme caution when firing within these distances of adjacent personnel and friendly troops.’ Voorzichtigheid in verband met mogelijk aanwezige burgers wordt, gek genoeg, niet genoemd.

Sinds 2014 hoort de Carl Gustav tot de standaard uitrusting van Amerikaanse infanteriepelotons en sinds 2017 is ook het Amerikaanse marinierskorps ermee bewapend. Nederland heeft bij de vernieuwing van z’n arsenaal gekozen voor de Duitse Panzerfaust 3, een raketsysteem van Dynamit Nobel AG waarvoor geen ADM-ladingen voorhanden zijn. Oekraïne beschikte in maart dit jaar over een onbekend aantal Carl Gustavs, in allerijl geleverd door Canada (eerst 100 stuks), Zweden en mogelijk ook de Verenigde Staten. 

Fléchettes in Bucha

Fléchette-munitie is in de Oekraïense oorlog volgens getuigen op 25 of 26 maart 2022 gebruikt in Bucha, het eerst gemeld in een bericht van The Washington Post van 18 april. Het is de moeite waard om dat bericht, dat meer dan drie weken na het gebruik van de fléchettes verscheen, eens nauwkeurig te lezen en te letten op het toepassen van framing. Wat wordt wel en niet gezegd?



Al meteen in de eerste zin is sprake van ‘Russian mini-arrows’. Een inwoonster van Bucha komt aan het woord die pijltjes uit haar tuin had verzameld. Volgens haar was er een artilleriegranaat ontploft boven een Russische stelling of post die vlakbij haar huis was ingericht. Opvalt dat de journalist van The Post niet opmerkt of vraagt of het Russische leger dan blijkbaar de pijltjesregen op zichzelf had afgevuurd. Op 25 en 26 maart was Bucha nog vast in Russische handen, een situatie, bovendien, die sinds het begin van de maand niet was veranderd. De frontlijn liep de gehele maand maart ten zuiden van het stadje, langs een watertje dat Bucha scheidt van het achter de zuidelijke oever gelegen, veel grotere Irpin. Beide plaatsen liggen aan een strategisch belangrijke weg naar Kiev.

Pas op 30 maart verliet het Russische leger Bucha, nadat het de dag tevoren z’n incursie in het noorden van Irpin na een maand van straatgevechten had teruggetrokken. Je zou dus zeggen dat de vijf dagen eerder op een Russische stelling afgeschoten ADM-lading waarvan in The Washington Post sprake is, afkomstig moet zijn geweest van Oekraïense zijde. De Britse wapenexpert Neil Gibson, werkzaam voor het private bedrijf Fenix Insight (Britse ex-militairen die werken voor het Britse ministerie van Defensie), claimde echter foto’s te hebben gezien van gevonden fléchettes, die volgens hem waarschijnlijk afkomstig waren uit een Russische 3Sh1 granaat.

Gibson vergat te vermelden dat Oekraïne sinds het opbreken van de Sovjet-Unie precies dezelfde spullen heeft. Een Oekraïense majoor mocht ter provisorische reparatie te berde brengen dat zijn land ,,does not use shells with flechettes”. Wat door Human Rights Watch is tegengesproken. Gebruik van in ieder geval één 122 mm fléchette-granaat door het Oekraïense leger in 2014 in de Donbas is bevestigd in twee van haar rapporten.

Ook vergat Gibson te vermelden dat het gebruik van fléchettes in Oekraïne in maart 2022 niet beperkt is gebleven tot Bucha. Oekraïense forensisch artsen verklaarden zes dagen na het bericht in The Washington Post in The Guardian dat ze fléchettes hadden aangetroffen in de lichamen van burgerslachtoffers uit Bucha en Irpin. “We found several really thin, nail-like objects in the bodies of men and women and so did others of my colleagues in the region,” volgens Vladyslav Pirovskyi, een Oekraïense forensisch arts in The Guardian. “It is very hard to find those in the body, they are too thin. The majority of these bodies come from the Bucha-Irpin region.”

Het oorlogsverloop in de regio wijst uit dat in de tweede helft van maart de meeste slachtoffers in Irpin moeten zijn gevallen. De afgeslagen of afgebroken Russische aanval op Irpin heeft gediend als bloedig offer om Oekraïense troepen te binden die anders het regeringsleger in de Donbas hadden kunnen versterken. In het noorden van Irpin heeft zodoende bijna een maand lang ‘urban warfare’ gewoed, waarbij één of, wat waarschijnlijker is, beide partijen fléchette-munitie hebben afgevuurd.

Een in alle kranten en andere media ‘vergeten’ fléchette-wapen op het Oekraïense strijdtoneel is de Carl Gustav. Hét systeem dat vuurkrachtvoordeel oplevert in het soort wekenlange gevechten dat zich in maart in en rond Irpin afspeelt. Of Oekraïne inderdaad naast de gangbare antitankmunitie ook ADM-ladingen heeft meegeleverd gekregen voor z’n Carl Gustavs uit Canada en Zweden weten we niet. Praten we niet over.

Gecompromitteerde crime scenes

De voor de hand liggende vraag is nu uit welke wapensystemen de aangetroffen pijltjes in de lichamen van de burgerslachtoffers uit Bucha en Irpin afkomstig zijn. Precies die vraag laat zich, zo valt te vrezen, nauwelijks nog met enige betrouwbaarheid, laat staan zekerheid beantwoorden.

Onafhankelijke onderzoekers die niet behoren tot een oorlogvoerende partij zijn tot nu toe niet ter plekke geweest. Mochten ze ooit aan de slag gaan, dan zijn ze te laat. Dan hebben ze het bewijsvoeringsproces niet kunnen waarnemen of controleren, het verband tussen object, plaats en slachtoffer niet kunnen vaststellen, niet kunnen zien of er met de lichamen van de slachtoffers is gesleept of geknoeid. Weken na de gebeurtenissen treffen ze gecompromitteerde crime scenes aan. Hun voornaamste functie zal daarom zijn om de Oekraïense en westerse versie van de gebeurtenissen zo veel mogelijk te juridiseren en te medicaliseren, op een manier die het publiek in de Verenigde Staten en West-Europa duidelijk moet maken dat regime change in Moskou niet alleen politiek noodzakelijk maar ook moreel imperatief is.

Het nieuws over het gebruik van fléchettes had in ieder geval een door Oekraïne gewenst effect op de persagenda’s in het Westen. Op dezelfde dag dat The Washington Post z’n rammelende en mogelijk door de Oekraïense veiligheidsdiensten geïnstigeerde verhaal bracht, publiceerde concurrent The New York Times een veel gedegener ogend onderzoek naar het gebruik, door Oekraïne, mind you, van clusterbommen in het dorpje Gusarovka, ten noordwesten van Kramatorsk. Het laat zich raden welk nieuws de meeste verspreiding heeft gekregen.

Nederlandse kranten negeerden, opvallend genoeg, zowel de fléchettes in Bucha als de clusterbommen in Gusarovka. Maar zowel de Britse The Economist als de Britse The Guardian kwam op 24 april met een follow-up – allebei niet op het stuk in The Times maar op het verhaal in The Post. De krant verzweeg de eerder genoemde data van 25 en 26 maart, liet het ongeloofwaardige schieten van de Russen op hun eigen posities achterwege, en schreef dat Oekraïense artsen fléchettes hadden aangetroffen. ‘[O]f a type fired by Russian artillery.'

Een slag om de arm, ineens. Alsof Fenix Insight toch niet de meest betrouwbare bron was gebleken. De politiek explosieve mogelijkheid dat Oekraïne behalve over dezelfde fléchette-munitie als Rusland ook beschikt over specifiek voor ‘urban warfare’ geschikte ADM-ladingen in door het Westen geleverde Carl Gustavs M3 of M4 werd wederom niet genoemd.

In The Daily Mirror van 19 april kwam Gibson nogmaals aan het woord. Nu verklaarde hij dat fléchettes ‘generally less useful’ waren; ‘they were mostly appropriate for specific circumstances such as striking troops in the open’. Met als implicatie dat het inzetten van fléchettes in Bucha, door de Russen, met als doelwit zichzelf, een bijzonder perfide, opzettelijke aanval op burgers was geweest. Een echte militair zou zulk ondoelmatig gebruik van schaarse middelen niet in z’n hoofd halen. Die zou z’n ADM-ladingen bewaren voor het ‘open field’. Ook in The Mirror geen woord over de Carl Gustav.

Een simpele zoekslag naar militaire en militair-industriële waardering voor ADM-ladingen laat zien hoe hier de militaire ratio achter zulke wapens wordt verborgen en verbogen. Dat ADM ‘appropriate’ werkt tegen militairen in het open veld, daar kan iedereen zich een levendige voorstelling van maken. Het is echter niet de reden voor de ontwikkeling ervan. De munitie is bedoeld om in de doorgaans hoog-dodelijke strijd in steden het aantal slachtoffers aan eigen zijde te beperken en dat aan gene zijde te verhogen. Gebruik van ADM dwingt de verdediger in urbane milieu’s om zoveel mogelijk binnen te blijven, zodat de aanvaller met minder risico’s de controle kan veroveren over het openbare gebied.

Een streep door ‘Istanboel’

Intussen het grotere plaatje. ‘Bucha’ vond namelijk plaats op een strategisch erg belangrijk moment.

Onderhandelingen op hoog niveau tussen Oekraïne en Rusland, op uitnodiging van de Turkse president Erdogan, begonnen op 29 maart in Istanboel. Op 28 en 29 maart trokken de Russen zich terug uit Irpin, naar eigen zeggen als gebaar van goede wil. Op 29 en 30 maart verlieten ze ook Bucha en verbraken ze hun halve omsingeling van Kiev. Twee dagen later, op 1 april, verscheen op het YouTube-kanaal van het Oekraïense Kievskiy Dvizh Telegram een 41 seconden durend filmpje van iemand die in gezelschap van enkele anderen in een auto door een straat in Bucha rijdt en links en rechts lichamen op straat ziet liggen. Kijk, dat hebben de Russen gedaan, was de boodschap.

Wat was er gebeurd? In een ‘fact check’ door het internationaal persburo AFP wordt vermeld dat AFP pas op zaterdag 2 april toegang kreeg tot Bucha. In een ‘update’ van 4 april meldt het buro wat achtergebleven inwoners van het stadje over de gebeurtenissen vertelden: ‘Residents say Russian troops would go from building to building, take people out of the basements where they were hiding from the fighting, check their phones for evidence of anti-Russian activity and take them away or shoot them.’

Russische razzia’s dus. Rusland daarentegen beschuldigde het Oekraïense leger ervan dergelijke ‘zuiveringen’ in Bucha en Irpin te hebben uitgevoerd in het vier dagen lang voor alle journalisten afgesloten niemandsland op 29, 30 en 31 maart en 1 april. Dergelijke militaire acties zijn overigens voorgeschreven na de verovering van een gebied of stad, ter bestrijding en overmeestering van achtergebleven vijandelijke elementen. Volgens het Kremlin zou in Bucha meteen na het Russische vertrek jacht zijn gemaakt op pro-Russische sympathisanten en mensen die door Oekraïense nationalisten als collaborateurs werden beschouwd. Pers die zulke beweringen zou kunnen staven, was niet aanwezig. Oekraïense autoriteiten hadden journalisten de toegang tot Irpin al verboden sinds de dood van de Amerikaanse filmmaker Brent Renaud op 13 maart bij een Oekraïens checkpoint.

The New York Times publiceerde, ook op 4 april, satellietfoto’s gemaakt door het Amerikaanse commerciële spionagebedrijf Maxar Technologies van een straat in Bucha bezaaid met meer dan tien lichamen. Er moest uit blijken dat de lichamen er al lagen sinds 9, 10 en 11 maart, en dus wel het slachtoffer moesten zijn van Russische terreur in de periode dat het Russische leger Bucha had bezet – ervan uitgaande, natuurlijk, dat met foto’s en bijbehorende data niet is geknoeid en dat in die dagen geen Oekraïens schot richting Bucha is gelost. Wat in dit narratief moeilijk is in te passen, is de vreugde over het vertrek van de Russen bij de burgemeester van Bucha in een socialemediafilmpje van 31 maart; hij rept met geen woord over tientallen lijken op straat.

Toch, als was het een echo-op-afspraak, wisten westerse politieke centra en grote westerse mediaconcerns: Poetin is nu te ver gegaan. De Russische lezing werd definitief buitengesloten. Niettemin was het fenomeen van Oekraïense militaire zuiveringen in door de Russen verlaten gebied wel eerder waargenomen, getuige bijvoorbeeld een bericht van AFP op 29 maart, drie dagen voordat alle aandacht zou uitgaan naar Bucha: ‘Ukrainian soldiers finish clearing Russian troops from the village of Mala Rogan on the outskirts of second-largest city Kharkiv’. Ook daar had dus zo’n ‘schoonmaak’ in het kielzog van een Russisch vertrek plaatsgevonden.

Onafhankelijk onderzoek in Bucha en Irpin, dat onmiddellijk ingesteld had moeten worden, dat Oekraïne en het Westen hadden behoren te eisen, is er nog steeds niet geweest. In plaats daarvan werden de gruwelen van de oorlog op hoog politiek niveau gebruikt om Zelensky te pressen het Istanboel-proces af te breken en Rusland verder te isoleren. Een verzoek van Rusland om in een speciale bespreking in de VN-Veiligheidsraad op 4 april de zaak aanhangig te maken werd door voorzitter Groot-Brittannië om onduidelijke redenen geweigerd.

De uitwerking van dit alles op de onderhandelingen in Istanboel, 29 maart en de dagen erna, was te voorspellen. Onder druk van ultrarechtse binnenlandse bondgenoten én de regeringen in Washington en Londen weigerde Zelinsky de Russische vredesvoorstellen te omarmen. De Europese Unie, deels uit veiligheids- en deels uit groene motieven erop gebrand om onafhankelijk te worden van Russisch gas, wist niet hoe snel ze de Amerikaanse confrontatiekoers moest volgen.

Geschokt door angstaanjagende beelden van wreedheden begaan door het Russische leger’, had Charles Michel, voorzitter van de Europese Raad, twee dagen na de ontdekking van lijken in Bucha getwitterd. ‘Verdere EU-sancties en -steun zijn onderweg.’

Medeplichtig?

Hoe is deze verbijsterend snel omarmde ‘one voice policy’ in het Westen te verklaren, anders dan dat ze voorbereid is vanuit een diepe russofobie en in de wetenschap dat snelle toewijzing van schuld aan oorlogsmisdaden (shaping public opinion) essentieel is in moderne informatie-oorlogen? Emotioneel bewerkte partijschap schept onwil om concurrerende feiten en interpretaties in de publieke discussie toe te laten, laat staan serieus te nemen en sommige ervan te integreren in het dominante narratief.

Feit is dat Oekraïense propaganda, daarin van harte gesteund door ongekend eensgezinde verontwaardiging in de westerse pers, er sinds begin april uit bestaat om alle burgerdoden van Bucha en Irpin te zien als slachtoffers van een Russische ‘massaslachting’. Geen feit, maar wel een reële mogelijkheid is dat in maart in Bucha en vooral Irpin burgerslachtoffers zijn gevallen, door Russische en/of Oekraïense artillerie of SS-stijl terreur, maar wellicht ook ten gevolge van de inzet in straatgevechten, door Oekraïne, van ADM-ladingen met nog maar pas door Canada of Zweden geleverde Carl Gustavs. En onder begeleiding wellicht, wie weet, van bijbehorende westerse (lees: Navo-) instructeurs.

Zo’n situatie zou onplezierig zijn voor die landen. Voor de Navo. En pijnlijk voor Saab/Bofors. Het zou een discussie veroorzaken over de vraag of men door de productie en levering van controversiële wapensystemen wellicht op enig moment medeplichtig zou kunnen worden gehouden aan mogelijke oorlogsmisdaden, gepleegd door Oekraïne. Het zou betekenen dat heel wat landen, niet in de laatste plaats de Verenigde Staten, de inzet van ADM-ladingen zouden moeten afzweren.

Dat ligt, begrijpelijk misschien, lastig. Dus praten we er niet over. Niet meer sinds een Oekraïense arts in The Guardian van 24 april vertelde dat ‘dozens’ lijken van burgerslachtoffers uit de regio Bucha-Irpin waren aangetroffen die bleken te zijn gedood door fléchettes. Niet door schoten in achterhoofd, nek of rug, zoals bij executies of snipervuur. Maar door de soort wapens die Rusland en Oekraïne beide bezitten. De soort die ook in het Westen wordt geproduceerd, die door experts wordt aanbevolen, die door allerlei landen volop aangekocht en nog ruimhartiger weggegeven wordt als ideale apparaten voor gebruik in ‘urban warfare’.

Fléchettes. Ze zouden verboden moeten worden. Maar nu nog even niet.


.