Het was in 1967.
Toen de juniwind zacht over de Rode Star woei, verzuchtten ze: als we nou eens een teach-inn organiseerden… Een maand later was het zo ver. Het doopsgezinde kerkje in Oudebildtzijl stroomde die avond flink vol: oudere mennisten én jongeren van allerlei snit. Huiswerk en handbal waren ineens niet belangrijk.
De kerkenraad wreef zich de handen. Een beetje zenuwachtig, dat wel…
Toen volgden de obligate inleidinkjes. Vanuit een donkere kerkbank werd een beleefde vraag gesteld. Maar ’t leefde van geen kanten.
Buiten klonk het geronk van een late aardappelboer.
Toen gebeurde het. De wind-van-zee sleurde een karrenvracht ruach mee. En bracht twee mensen danig in beweging.
Daar stond ineens Bouwe de Boer op: een man van, toen, in de zestig. Vastberaden, niet te stuiten, zei hij in de taal van het dorp, het Bildts: “Kienders, nou mutte jimme efkes naar my lústere.”
Het Bildts beheers ik niet en daarom vertaal ik van hem: “Jullie weten allemaal wel dat ik in de oorlog fout was. En als je ’t nog niet wist, dan weet je ’t nu. Ik was NSB’er. Van die keuze heb ik spijt. Ik heb het toen fout bekeken. En fout gedaan. Maar ná de oorlog moest ik verder. En toen was dit, deze Gemeente hier, de plek waar ik opnieuw kon beginnen.”
Het zweet brak hem uit. Hij keek rond en besloot: “Ik fyn, dat mutte jimme wete.”
Bouwe de Boer had gesproken. Volstrekt kwetsbaar.
Het was doodstil in de Ouwezylster Vermaning.
Toen behaagde het de late Waddenwind om Inne de Groot op te doen staan: groot en sterk en heel emotioneel. Zó begon hij: “Kienders, ik hew jimme ék hwat to fortellen. Ik stond aan de ándere kant in ’40-’45. Ik zat in ’t verzet. En dêr haw ik gjin spyt fan. Als ’t wéér moet, doe ‘k het opnieuw. Maar toen de oorlog over was, óók in ons Ouwezyl, toen dacht ik: waar kan ik opnieuw beginnen. En toen ben ik gedoopt. Want die plek was toen dit kerkje. En ’t is ons aardig lukt, dat nij bigjinne, hè Bouwe!”
En toen liep de timmerman Inne de Groot naar de boer Bouwe de Boer en ze gaven elkaar emotioneel een hand.
En de Heilige Geest dreef af naar het Friese Wad en was tevreden. Twee heel gerespecteerde mannen hadden getuigd van hun Opstanding. Beiden ‘kaemen se oerein’. Stonden ze op uit de dood.
Een fascinerend messiaans gebeuren.
*
[Yn: Jaap Gulmans, Schots & scheef (Amsterdam, ADS 2001). In bondeling fan in tritichtal kollums fan Jaap Gulmans yn it Algemeen Doopsgezind Weekblad. Jaap Gulmans (1939) wie doopsgezind predikant yn Hallum-Aldsyl, Wageningen, Amsterdam, en Haarlem. Tusken 1973 en 1980 wie er learaar oan in skoallemienskip en in skoft haadredakteur fan it ADW. Allinnich de nammen yn dizze kollum binne fiktyf.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten