Lezing 29 oktober voor Kerk en Vrede, The Hague Peace Projects en Stop Wapenhandel
Prof. dr. Jolle Demmers, Universiteit Utrecht
Necropolitiek
Ik
weet niet wat ik moet zeggen.
Ik
herken me in deze tijd van geweld in de woorden van de dichter JC van Schagen.
WIT
ik wil maar liever weinig zeggen
ik wil maar liever enkele kale woorden zeggen
wat arme kale stenen, dat is mijn verhaal
mooie woorden denken alleen maar aan zichzelf, ze weten
van dienen niet
(…)
eigenlijk wil ik liever met u zwijgen
En
als ik dan toch iets wil zeggen, dan is het weer zoveel. Teveel, waarschijnlijk
voor een half uur.
Ik
weet niet hoe het u afgaat, maar ik merk vaak pas wat ik écht vind -- aan de
wijze waarop ik plots getroffen wordt, door een uitspraak, of een beeld, een
stuk uit een film.
In de film Ludwig, van Visconti, komt een generaal rapport
uitbrengen vanaf het slagveld bij de koning van Beieren. “We hebben ons
overgegeven”, zo meldt hij, “Het was anders een bloedbad geworden”.
Hoe
anders is het vandaag.
We
leven in een zwarte tijd, een tijd gedomineerd door een politiek van de
dood, ofwel een necro-politiek. Een politiek die de dood omarmt als
noodzakelijke en onvermijdelijke oplossing. Dat is een strategie van kerkhoven,
zou Kant zeggen.
Hoewel
het begrijpelijk is dat degenen die in een levensbedreigende situatie verkeren
de dood als middel willen inzetten, of hun leven willen opofferen, zoals nu in
Oekraine en in Palestina-Israël, voor de partijen die verder af staan, is
(zelf)beheersing en bemiddeling een noodzaak. Een taak, een opdracht.
Waarom
gebeurt dat niet? Waarom is er zo’n sterke neiging bij politieke leiders in het
westen om meteen partij te kiezen? Zich te vereenzelvigen met het uitverkoren
slachtoffer? Bijna zelf de rol van het slachtoffer op te eisen?
En
daarbij ook meteen het tegengeweld te steunen? Ook nu weer in Israël. Het
schreeuwerige “schouder aan schouder”, het “recht op zelfverdediging”, het
“recht op geweld en vergelding”, en de bijkans onbeperkte stroom geld en wapens
vanuit de VS.
Behalve
de paus en de VN secretaris-generaal spreekt er in het westen niemand over
vrede.
De eigen stellingname
De
beelden die de afgelopen weken onze huiskamers binnenkwamen zijn ondragelijk en
verlammend. Het is begrijpelijk dat we diepgeraakt, woedend zijn, ons
persoonlijk geprovoceerd voelen. Geweld vraagt om morele duiding en begrenzing.
We vallen daarbij als samenlevingen ook nu weer routineus terug in een
dualisme van wij/zij, goed/fout, gelijk/ongelijk. En iedereen moet
mee in het oorlogsverhaal. We moeten allemaal wat vinden. Of we worden
neergezet als naïef, laf, verrader, of gildehoeder van het kwaad. Maar ondanks
deze emoties is het zaak niet te vervallen in klassieke oorlogstaal en de
heroïek van opoffering en afstraffing.
Het
is dan ook de eerste taak van een vredesbeweging om krachtig te ageren tegen
dit soort simplificaties. Want ze belemmeren een analyse van het conflict, en
daarmee de kans op een oplossing.
Een
focus op de-escalatie is de enige uitweg uit deze dynamiek van geweld, deze
politiek van de dood. En nee, veel invloed hebben we niet: en al helemaal niet
op het Poetin regime of de Netanyahu regering. Vooralsnog kunnen we alleen de
eigen rol bijsturen. Het is dan ook de eigen rol van Nederland/de EU/het
‘westen’ waar ik telkens mee begin. Een kritische blik op de eigen
stellingname, dat is de enige concrete weg vooruit. Maar ook een
ongemakkelijk geluid in oorlogstijd. Telkens weer.
Wat
er nu in Israël/Palestina gebeurt, zal ook verder in de wereld rondvreten.
Verschillen in politieke overtuiging, religieuze verbintenissen, en
identificatie met historische collectieve trauma’s kunnen ook in Nederland
breuklijnen worden waarlangs onze samenleving verhard, waardoor mensen zich van
elkaar afkeren, elkaar bestrijden. Maar daar zijn wij zelf bij, het is aan ons
om dat te voorkomen. Daar ik kom ik nog op terug.
Anekdotes van hoop
Ik
wil u vanmiddag een drietal denkkaders voorleggen. Maar graag begin ik met een
paar anekdotes van hoop. Want die zijn er ook.
Allereerst,
constateer ik de meerstemmigheid in het publieke debat over de Israël/Palestina
oorlog, veel meer dan in de Oekraine oorlog zie ik verschillende standpunten,
die redelijk evenwichtig worden verwoord in de media.
Daarnaast
wil ik graag noemen dat er op dit moment op verschillende plaatsen in het land
demonstraties worden gehouden. In Amsterdam komen vrouwen samen, van allerlei
achtergronden en overtuigingen om samen te pleiten voor vrede. Als onderdeel
van de Women Waging Peace beweging.
Op dinsdag (24 oktober) werd in Den Haag een rechtszaak gehouden.
Elf burgers uit de stad Hawija hebben een rechtszaak aangespannen tegen de
Nederlandse staat. Ze doen dit vanwege het leed dat hen en hun families is
aangedaan tijdens de luchtaanval van twee Nederlandse F-16s op een
industriegebied in het midden van de stad Hawija, in het noorden van Irak, in
de nacht van 2 op 3 juni 2015. Lange tijd is de betrokkenheid van Nederland bij
dit ‘precisie bombardement’, en ook het grote aantal burgerdoden dat daarbij
viel, verhuld voor het publiek. Maar na goede onderzoeksjournalistiek en een
uitgebreid onderzoek ter plaatse waarin wij met een team van Universiteit
Utrecht, PAX en Al Ghad zes jaar na de bombardementen het burgerleed in kaart
brachten, is de zaak nu in het volle licht gekomen. Wij schreven er het rapport After the strike over. Hierin vertellen we het verhaal van hoe twee bommen,
gedropt door Nederlandse F-16s als onderdeel van de anti-ISIS coalitie op een
munitiefabriek in Hawija, vanwege secundaire explosies enorm veel burgerleed
veroorzaakten. We vertellen niet alleen het verhaal van de 85 doden die we
hebben kunnen vaststellen, maar vooral van het leed van degene die overleefden,
in een door ISIS ingenomen stad, met moeizame toegang tot medische hulp,
afgesneden van de buitenwereld. Nu moest dus deze week de Nederlandse staat
verantwoording afleggen, voor drie onafhankelijke rechters in Den Haag,
tegenover deze 11 burgers, die werden bijgestaan door Nederlands beste
mensenrechtenadvocaten Liesbeth Zegveld. Er is naar ze geluisterd, een hele
lange dag vol verschrikkelijke details lang. Dat stemt mij hoopvol over de
democratische rechtstaat. De uitspraak is op 17 januari 2024.
Mijn
laatste anekdote van hoop is het kleine handgebaar van de oude Israëlische
vrouw, die als gijzelaar deze week door Hamas werd overgedragen aan het
Israëlische leger. U kent het vast. Vlak voordat de vrouw haar vrijheid
tegemoet stapt draait ze zich nog even om, en zoekt naar de hand van de
gemaskerde Hamasstrijder die haar uitgeleide doet. In een korte onhandige
high-five zien we even een moment van interpersoonlijk contact, van humaniteit,
tussen deze twee mensen. Zelfs in deze extreme setting. Misschien projecteer ik
er teveel op, maar het trof mij.
Drie kaders: recht, moraliteit, en macht
Met
welke ogen, met welke denkkaders kijken we nu naar al dit geweld? En levert dat
inzichten op voor hoe de vredesbeweging zich kan opstellen? Ik zie drie kaders.
Het recht
Het recht is het meest voordehand liggend kader om goed en fout
mee te vangen. En ja, we kunnen constateren, ook nu weer, dat het
internationaal humanitair recht met voeten wordt getreden. Wat er in Gaza en de
Palestijnse bezette gebieden gebeurt voldoet aan definities van oorlogsmisdaden
en misdaden tegen de menselijkheid. Dat wordt nu ook zo benoemd door mensenrechtenspecialisten en wetenschappers. De inzet van terreur door Hamas en
de gijzeling van burgers voldoet daar ook aan. En het is van groot belang dat
dit wordt geconstateerd. Maar het is ook al een oud lied. Het intentioneel
opsluiten, neerschieten en bombarderen van burgers en het verkrijgen van
territorium doormiddel van oorlog is onrechtmatig. En toch kennen we
allemaal de kaarten: waarop we zien hoe de in de realiteit Palestina vanaf 1967
langzaam maar stelselmatig wordt weggevreten van de landkaart.
Vrijdag (27 oktober) was er een stemming in de Algemene
vergadering van de Verenigde Naties over de oproep tot een humanitair
staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas. De resolutie, voorgesteld door Jordanië, eist
daarnaast dat alle partijen zich aan het internationale humanitaire recht
houden. Israël en Hamas moeten alle nodige hulp ongehinderd toegang geven tot
de Gazastrook. Bovendien wordt opgeroepen tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke
vrijlating van alle burgers die als gijzelaar gevangen worden gehouden. De
resolutie is aangenomen met 120 stemmen voor en 14 tegen, waaronder Israël en
de Verenigde Staten. Nederland onthield zich van stemming, net als 44 andere
landen. Israël is verontwaardigd en noemt de uitslag van de stemming "een
schande", omdat het land naar eigen zeggen bezig is met zelfverdediging.
Ondertussen woedt de asymmetrische oorlog in alle hevigheid. Iedere dag loopt
het dodental verder op.
De Moraliteit
Maar
als het recht niet functioneert, wat dan? Kunnen we ons dan beter beroepen op
de moraliteit? De discussie die hieruit voortkomt roept een ander soort vragen
op. Wie heeft er gelijk? Wie was er eerst? Wie lijdt het meest? Wie wordt er
het meest bedreigd? En: is dit tegengeweld het juiste middel, waarom wordt er
niet onderhandeld? Veel van deze discussies worden gekleurd door welke schaal,
en welke tijdsperiode bij het verhaal worden betrokken. Veel hangt af van de
vraag “wanneer is het geweld begonnen”? Voor sommigen is dat misschien 7
oktober met de gruwelijk aanval van Hamas, maar voor vele anderen is dit een
koloniale bezettingsoorlog die al minstens 75 jaar aan de gang is. En zo ook
voor Rusland-Oekraine: is de oorlog begonnen op 24 februari 2022, of al eerder
tijdens de annexatie van de Krim in 2014, het geweld in de Donbas, of ligt de
kiem al in de afspraken en beloften van na de Koude Oorlog? Het antwoord over
moraliteit hangt ook sterk af van welke schaal men kiest: over welk conflict
men praat. Een oorlog is immers altijd gelaagd: het is een cluster van
conflicten, die door elkaar heen spelen en elkaar vaak versterken.
Dit
zijn allemaal belangrijke pogingen het geweld te kaderen en te duiden, maar
voor een oplossing is er -in mijn ogen- een andere vraag van belang.
Macht
Wie heeft de politieke macht en middelen om dit geweld te stoppen
(of moedwillig te prolongeren)? Of in wat moeilijkere woorden: wat zijn de
politieke en materiele infrastructuren die dit geweld kunnen indammen, of juist
mogelijk maken? Voor het beantwoorden van die vraag moeten we verder uitzoomen
dan Israël/ Palestina of Ukraine/Rusland en naar de grotere geopolitieke
breuklijnen kijken. De wereld is op drift. De geopolitieke machtsverhoudingen
verschuiven. Ik denk dat als het gaat om gevolgschade het deze grotere breuklijn is die in veel specifieke oorlogen
doorspeelt. En voorlopig zal blijven doorspelen.
We
zien het in Oekraine en nu weer in relatie tot Israël: de VS, met Europa in het
kielzog, zet in op steun voor escalatie, militarisering en wapenleveranties.
Voorlopig trekt er niemand aan de rem.
In
plaats van het geweld te ontleden en te zoeken naar oorzaken en oplossingen,
stelt de westerse politiek de huidige oorlogen voor als epische strijd tussen
goed en kwaad. Hamas is ISIS en Poetin de duivel in het Kremlin. Net als in de
‘mondiale oorlog tegen het terrorisme’ is deze positie niet-onderhandelbaar:
inboeten is onmogelijk als je tegen tirannen en terroristen vecht. Context,
verdieping, nieuwsgierigheid naar de drijfveren van de vijand, ontbreken. Het
Westerse recept is de harde lijn van escalatie: maximale sancties (zonder
voorwaarden), militarisering en wapenleveranties. Een exit strategie ontbreekt.
Veel is onzeker. Wel is het duidelijk dat militaire opschaling uitmondt in een
toename van (burger)doden en destructie. En in het geval van Oekraine/Rusland
een kans op nucleaire escalatie. Rusland heeft afgelopen woensdag (25 oktober)
ballistische raketten afgevuurd tijdens een militaire oefening waarbij werd
nagespeeld hoe de Russische strijdkrachten met een ‘massale nucleaire klap’
terugslaan na een kernaanval.
Hoe moeten we dit begrijpen? De Westerse escalatie-reflex is
onderdeel van de unipolaire geopolitieke orde van na de Koude Oorlog – die zich
machtig waant, maar zich ook bedreigd voelt. Het toont de hoogmoed, maar ook
het provincialisme van de macht. Dertig jaar lang kon het Westen, met de VS als hegemon, haar wil opleggen aan de wereld. Dit gebeurde volgens het recept
van neoliberaal militarisme: de inzet van militaire middelen om toegang tot
markten en natuurlijke rijkdommen veilig te stellen, vaak onder de vlag van
vrijheid en democratie. De VS heeft meer dan 800 militaire bases buiten haar
grondgebied waarvan uit het (vaak in coalitieverband) snel kan ingrijpen als
Amerikaanse nationale belangen worden bedreigd. De onzinnige oorlog in
Afghanistan en de invasie van Irak konden straffeloos worden uitgevoerd en
bleven zonder politieke gevolgen. Het veelvuldig gebruik van killer-drones in
Jemen, Somalië, en Pakistan met duizenden burgerdoden, en de
‘precisiebombardementen’ --waaronder Hawija-- op Libië, Irak en Syrië waren
nauwelijks nieuwswaardig. Brown University rekende dit jaar uit de Global War
on Terror wereldwijd tot 4,5 miljoen burgerdoden heeft geleid. En dat is een
conservatieve inschatting.
In
haar confrontatie met Rusland stuit het Westerse blok nu op weerstand. Niet
langer de weerstand van opstandelingen en hun terreurmiddelen, of afvallige,
voormalige bevriende dictators, maar van een getergde nucleaire grootmacht. Dit
is een tegenstander van een andere orde. Bovendien een macht die verder
opschuift richting China in de nieuwe multipolaire wereldorde. Het is noodzaak
dit onder ogen te zien. Militaire escalatie is niet langer vrijblijvend. Wat we
hier zien is dat oorlog niet uitsluitend gaat over strijd en vernietiging.
Oorlog is ook een (altijd onzekere) herschikking van macht en orde. Nieuwe
allianties ontstaan en oude verbrokkelen. De contouren van hoe de oorlog in
Oekraine een kentering van de monetaire, economische en geopolitieke orde
inluidt tekent zich af. In toenemende mate keren machtige landen zoals Brazilië
en India en maar ook veel regeringen in Afrika en Latijns Amerika zich
openlijk af van de westerse militaire koers.
De stemming van de VN van afgelopen vrijdag illustreert dat
wederom. Het is onwaarschijnlijk dat de VS haar plek als hegemoon zonder slag
of stoot zal afstaan, en ik verwacht dan ook een verdere militarisering van de
wereldpolitiek. Maar voorbij dit zwarte scenario liggen er wel degelijk kansen:
waarbij kan worden ingezet op conflictdiplomatie, en een nieuwe multipolaire
vredes-architectuur. Uiteindelijk zal het westen zich moeten leren verhouden
tot de rest van de wereld op een nieuwe manier, en een multipolaire wereld
leren aanvaarden. Door de hand uit te steken, in plaats van haar wil op te
leggen. De vredesbeweging kan hierin het voortouw nemen door in te zetten op
sterke wereldwijde transnationale vredesnetwerken. We moeten onszelf opnieuw
leren verbeelden als daadwerkelijk post-koloniaal. Voorbij het hippe modewoord.
Kortom, we zullen “systeemgevoelig” moeten worden, stelde Merlijn Twaalfhoven zo treffend in het Parool. Want
dit is, zo stelt hij, precies de tragiek van de huidige situatie. Al deze
weerzinwekkende razernij heeft een oorzaak. Onder het spectaculaire geweld dat
nu explodeert op onze schermen liggen politieke en materiele infrastructuren
die ongelijkheid faciliteren, en machinaties van onderdrukking en kolonisatie.
Dit is een vorm van geweld die traag, tergend en onzichtbaar voortwoedt. We
zien het niet. Maar we maken er wel onderdeel van uit. Door de manier waarop we
consumeren, onze stem uit brengen, ons veilig wanen, wegkijken.
Degenen
die deze systemen in stand houden en daarmee de druk laten oplopen, zijn dus
ook medeverantwoordelijk voor de ramp, uitbarsting of ineenstorting die hiervan
het gevolg is. Dat is een uitdaging voor ons allemaal, te zien van welke
systemen wij deel uitmaken.
Ik dwaal graag nog even af, maar een verhaal dat me sterk trof,
toen ik vorige week de film Stray Dog van Kurosawa uit 1949 zag, die speelt in het Japan van net
na de Tweede Wereldoorlog – de nucleaire oorlog.
De jonge agent Murakami is nog maar net in dienst bij de politie
in Tokio als op een hete namiddag zijn dienstwapen (een Colt 1), uit zijn
jaszak wordt gestolen op een volgepropte lijnbus. In paniek achtervolgt hij de
dief door de verlaten straten van een buitenwijk, maar verliest de man
uiteindelijk uit het oog. Wanneer hij verneemt dat zijn wapen is gebruikt bij
de beroving van een jonge vrouw, besluit Murakami op zoek te gaan naar zijn
Colt. Wat volgt is een koortsachtige zoektocht naar zijn wapen door het ranzige
nachtleven van Tokio en de grauwe achterbuurten en illegale marktplaatsen van
de stad, vol kruimeldieven, wapensjacheraars, en pooiers. Murakami voelt zich
bijna obsessief en persoonlijk verantwoordelijk voor het leed dat elk van de
zeven kogels in zijn wapen zou kunnen veroorzaken, en doet er alles voor het
terug te vinden.
Uiteraard
gebruikt Kurosawa hier de kunst der overdrijving. Maar de bijna waanzinnige
identificatie van zijn hoofdpersoon met het leed dat zijn wapen in verkeerde
handen zou kunnen uitrichten, trof mij als een contrast met de wereld van
vandaag.
Mind the unitary trap
Als
afsluiting wil ik nog teruggaan naar hoe wij zelf, hier in Nederland, de vrede
kunnen proberen te bewaren. Het is een bevinding uit het veld van
conflictstudies: wat Rogers Brubaker (2004) de ‘unitary trap’ noemt. De
valstrik van het eenheidsdenken. Een eenvoudige maar belangrijk les.
Ondanks
dat we al snel spreken over ‘Oekraïners’ versus ‘Russen’, maar ook ‘Tamils’
tegen ‘Singhalezen’ of ‘Shia’ tegen ‘Sunni’ zijn het niet groepen of
gemeenschappen, maar verschillende soorten organisaties die de hoofdrolspelers
zijn in gewelddadige conflicten (staatsregimes, paramilitaire organisaties,
bendes). Meestal is de relatie tussen organisaties in conflict en de groepen
die zij beweren te vertegenwoordigen complex en ambigu. Toch zien we de
gelijkstelling van organisatie en groep veelvuldig terug in de manier waarop
mensen praten over oorlog en conflict. En de manier waarop ze het geweld
rechtvaardigen. Ook nu weer.
Daarnaast is het 'groepsgevoel' van partijen in conflict nooit
constant. Mensen kunnen zich oppervlakkig associëren met een groep, maar soms
ook via intense vormen van interactie en organisatie zich sterk verbonden
voelen. We moeten de relatie tussen deze graduaties van verbondenheid
problematiseren. Vaak vindt het 'cementeren' van identiteit en
groepsgevoel plaats tijdens het verloop van een gewelddadig conflict. Een hoge
mate van groepsgevoel is het gevolg en niet de oorzaak van
gewelddadige conflicten.
Ook
nu is dat onderscheid van belang, in de manier waarop wij spreken over oorlog.
Het is nodig het onderscheid te maken tussen Hamas en de burgerbevolking in
Gaza en de Palestijnse gebieden. De Israëlische staat, het leger, en de
regering van Netanyahu, en de Israëlische burgerbevolking. Tussen individuen en
gemeenschappen die zich buiten Israël identificeren als Joods, en de reeks
organisaties die beweren hen te vertegenwoordigen. Net zo goed als dat wij als
burgers van Nederland niet gelijk kunnen worden gesteld met de woorden van
Premier Rutte, en de Nederlandse onthouding in de Algemene Vergadering van de
VN.
Dit
is precies het moment waarop het simplisme van de oorlogstaal haar meest
dwingende gezicht laat zien. Er valt niet aan te ontsnappen: we zijn allemaal
ons eigen studieobject geworden. Maar daarmee ook in staat een uitweg te vinden
uit de necropolitiek.
Met
woorden over wijsheid van Spinoza sluit ik af:
De vrije mens denkt over niets minder dan over de dood
Zijn wijsheid is niet een denken over de dood, maar over het
leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten