zondag 5 november 2023

Jolle Demmers - Over oorlog, verlamming en lijnen van verantwoordelijkheid

 


Lezing 29 oktober voor Kerk en Vrede, The Hague Peace Projects en Stop Wapenhandel

Prof. dr. Jolle Demmers, Universiteit Utrecht


Necropolitiek

Ik weet niet wat ik moet zeggen.

Ik herken me in deze tijd van geweld in de woorden van de dichter JC van Schagen.

WIT

ik wil maar liever weinig zeggen

ik wil maar liever enkele kale woorden zeggen

wat arme kale stenen, dat is mijn verhaal

mooie woorden denken alleen maar aan zichzelf, ze weten

van dienen niet

(…)

eigenlijk wil ik liever met u zwijgen

En als ik dan toch iets wil zeggen, dan is het weer zoveel. Teveel, waarschijnlijk voor een half uur.

Ik weet niet hoe het u afgaat, maar ik merk vaak pas wat ik écht vind -- aan de wijze waarop ik plots getroffen wordt, door een uitspraak, of een beeld, een stuk uit een film.

In de film Ludwig, van Visconti, komt een generaal rapport uitbrengen vanaf het slagveld bij de koning van Beieren. “We hebben ons overgegeven”, zo meldt hij, “Het was anders een bloedbad geworden”.

Hoe anders is het vandaag.

We leven in een zwarte tijd,  een tijd gedomineerd door een politiek van de dood, ofwel een necro-politiek. Een politiek die de dood omarmt als noodzakelijke en onvermijdelijke oplossing. Dat is een strategie van kerkhoven, zou Kant zeggen.

Hoewel het begrijpelijk is dat degenen die in een levensbedreigende situatie verkeren de dood als middel willen inzetten, of hun leven willen opofferen, zoals nu in Oekraine en in Palestina-Israël, voor de partijen die verder af staan, is (zelf)beheersing en bemiddeling een noodzaak. Een taak, een opdracht.

Waarom gebeurt dat niet? Waarom is er zo’n sterke neiging bij politieke leiders in het westen om meteen partij te kiezen? Zich te vereenzelvigen met het uitverkoren slachtoffer? Bijna zelf de rol van het slachtoffer op te eisen?

En daarbij ook meteen het tegengeweld te steunen? Ook nu weer in Israël. Het schreeuwerige “schouder aan schouder”, het “recht op zelfverdediging”, het “recht op geweld en vergelding”, en de bijkans onbeperkte stroom geld en wapens vanuit de VS.

Behalve de paus en de VN secretaris-generaal spreekt er in het westen niemand over vrede.

De eigen stellingname

De beelden die de afgelopen weken onze huiskamers binnenkwamen zijn ondragelijk en verlammend. Het is begrijpelijk dat we diepgeraakt, woedend zijn, ons persoonlijk geprovoceerd voelen. Geweld vraagt om morele duiding en begrenzing. We vallen daarbij als samenlevingen ook nu weer routineus terug in een dualisme  van wij/zij,  goed/fout, gelijk/ongelijk. En iedereen moet mee in het oorlogsverhaal. We moeten allemaal wat vinden. Of we worden neergezet als naïef, laf, verrader, of gildehoeder van het kwaad. Maar ondanks deze emoties is het zaak niet te vervallen in klassieke oorlogstaal en de heroïek van opoffering en afstraffing.

Het is dan ook de eerste taak van een vredesbeweging om krachtig te ageren tegen dit soort simplificaties. Want ze belemmeren een analyse van het conflict, en daarmee de kans op een oplossing.

Een focus op de-escalatie is de enige uitweg uit deze dynamiek van geweld, deze politiek van de dood. En nee, veel invloed hebben we niet: en al helemaal niet op het Poetin regime of de Netanyahu regering. Vooralsnog kunnen we alleen de eigen rol bijsturen. Het is dan ook de eigen rol van Nederland/de EU/het ‘westen’ waar ik telkens mee begin. Een kritische blik op de eigen stellingname, dat is de enige  concrete weg vooruit. Maar ook een ongemakkelijk geluid in oorlogstijd. Telkens weer.

Wat er nu in Israël/Palestina gebeurt, zal ook verder in de wereld rondvreten. Verschillen in politieke overtuiging, religieuze verbintenissen, en identificatie met historische collectieve trauma’s kunnen ook in Nederland breuklijnen worden waarlangs onze samenleving verhard, waardoor mensen zich van elkaar afkeren, elkaar bestrijden. Maar daar zijn wij zelf bij, het is aan ons om dat te voorkomen. Daar ik kom ik nog op terug.

Anekdotes van hoop

Ik wil u vanmiddag een drietal denkkaders voorleggen. Maar graag begin ik met een paar anekdotes van hoop. Want die zijn er ook.

Allereerst, constateer ik de meerstemmigheid in het publieke debat over de Israël/Palestina oorlog, veel meer dan in de Oekraine oorlog zie ik verschillende standpunten, die redelijk evenwichtig worden verwoord in de media.

Daarnaast wil ik graag noemen dat er op dit moment op verschillende plaatsen in het land demonstraties worden gehouden. In Amsterdam komen vrouwen samen, van allerlei achtergronden en overtuigingen om samen te pleiten voor vrede. Als onderdeel van de Women Waging Peace beweging.

Op dinsdag (24 oktober) werd in Den Haag een rechtszaak gehouden. Elf burgers uit de stad Hawija hebben een rechtszaak aangespannen tegen de Nederlandse staat. Ze doen dit vanwege het leed dat hen en hun families is aangedaan tijdens de luchtaanval van twee Nederlandse F-16s op een industriegebied in het midden van de stad Hawija, in het noorden van Irak, in de nacht van 2 op 3 juni 2015. Lange tijd is de betrokkenheid van Nederland bij dit ‘precisie bombardement’, en ook het grote aantal burgerdoden dat daarbij viel, verhuld voor het publiek. Maar na goede onderzoeksjournalistiek en een uitgebreid onderzoek ter plaatse waarin wij met een team van Universiteit Utrecht, PAX en Al Ghad zes jaar na de bombardementen het burgerleed in kaart brachten, is de zaak nu in het volle licht gekomen. Wij schreven er het rapport After the strike over. Hierin vertellen we het verhaal van hoe twee bommen, gedropt door Nederlandse F-16s als onderdeel van de anti-ISIS coalitie op een munitiefabriek in Hawija, vanwege secundaire explosies enorm veel burgerleed veroorzaakten. We vertellen niet alleen het verhaal van de 85 doden die we hebben kunnen vaststellen, maar vooral van het leed van degene die overleefden, in een door ISIS ingenomen stad, met moeizame toegang tot medische hulp, afgesneden van de buitenwereld. Nu moest dus deze week de Nederlandse staat verantwoording afleggen, voor drie onafhankelijke rechters in Den Haag, tegenover deze 11 burgers, die werden bijgestaan door Nederlands beste mensenrechtenadvocaten Liesbeth Zegveld. Er is naar ze geluisterd, een hele lange dag vol verschrikkelijke details lang. Dat stemt mij hoopvol over de democratische rechtstaat. De uitspraak is op 17 januari 2024.

Mijn laatste anekdote van hoop is het kleine handgebaar van de oude Israëlische vrouw, die  als gijzelaar deze week door Hamas werd overgedragen aan het Israëlische leger. U kent het vast. Vlak voordat de vrouw haar vrijheid tegemoet stapt draait ze zich nog even om, en zoekt naar de hand van de gemaskerde Hamasstrijder die haar uitgeleide doet. In een korte onhandige high-five zien we even een moment van interpersoonlijk contact, van humaniteit, tussen deze twee mensen. Zelfs in deze extreme setting. Misschien projecteer ik er teveel op, maar het trof mij.

Drie kaders: recht, moraliteit, en macht

Met welke ogen, met welke denkkaders kijken we nu naar al dit geweld? En levert dat inzichten op voor hoe de vredesbeweging zich kan opstellen? Ik zie drie kaders.

Het recht

Het recht is het meest voordehand liggend kader om goed en fout mee te vangen. En ja, we kunnen constateren, ook nu weer, dat het internationaal humanitair recht met voeten wordt getreden. Wat er in Gaza en de Palestijnse bezette gebieden gebeurt voldoet aan definities van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Dat wordt nu ook zo benoemd door mensenrechtenspecialisten en wetenschappers. De inzet van terreur door Hamas en de gijzeling van burgers voldoet daar ook aan. En het is van groot belang dat dit wordt geconstateerd. Maar het is ook al een oud lied. Het intentioneel opsluiten, neerschieten en bombarderen van burgers en het verkrijgen van territorium doormiddel van  oorlog is onrechtmatig. En toch kennen we allemaal de kaarten: waarop we zien hoe de in de realiteit Palestina vanaf 1967 langzaam maar stelselmatig wordt weggevreten van de landkaart.

Vrijdag (27 oktober) was er een stemming in de Algemene vergadering van de Verenigde Naties over de oproep tot een humanitair staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas. De resolutie, voorgesteld door Jordanië, eist daarnaast dat alle partijen zich aan het internationale humanitaire recht houden. Israël en Hamas moeten alle nodige hulp ongehinderd toegang geven tot de Gazastrook. Bovendien wordt opgeroepen tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle burgers die als gijzelaar gevangen worden gehouden. De resolutie is aangenomen met 120 stemmen voor en 14 tegen, waaronder Israël en de Verenigde Staten. Nederland onthield zich van stemming, net als 44 andere landen. Israël is verontwaardigd en noemt de uitslag van de stemming "een schande", omdat het land naar eigen zeggen bezig is met zelfverdediging. Ondertussen woedt de asymmetrische oorlog in alle hevigheid. Iedere dag loopt het dodental verder op.

De Moraliteit

Maar als het recht niet functioneert, wat dan? Kunnen we ons dan beter beroepen op de moraliteit? De discussie die hieruit voortkomt roept een ander soort vragen op. Wie heeft er gelijk? Wie was er eerst? Wie lijdt het meest? Wie wordt er het meest bedreigd? En: is dit tegengeweld het juiste middel, waarom wordt er niet onderhandeld? Veel van deze discussies worden gekleurd door welke schaal, en welke tijdsperiode bij het verhaal worden betrokken. Veel hangt af van de vraag “wanneer is het geweld begonnen”? Voor sommigen is dat misschien 7 oktober met de gruwelijk aanval van Hamas, maar voor vele anderen is dit een koloniale bezettingsoorlog die al minstens 75 jaar aan de gang is. En zo ook voor Rusland-Oekraine: is de oorlog begonnen op 24 februari 2022, of al eerder tijdens de annexatie van de Krim in 2014, het geweld in de Donbas, of ligt de kiem al in de afspraken en beloften van na de Koude Oorlog? Het antwoord over moraliteit hangt ook sterk af van welke schaal men kiest: over welk conflict men praat. Een oorlog is immers altijd gelaagd: het is een cluster van conflicten, die door elkaar heen spelen en elkaar vaak versterken.

Dit zijn allemaal belangrijke pogingen het geweld te kaderen en te duiden, maar voor een oplossing is er -in mijn ogen- een andere vraag van belang.

Macht

Wie heeft de politieke macht en middelen om dit geweld te stoppen (of moedwillig te prolongeren)? Of in wat moeilijkere woorden: wat zijn de politieke en materiele infrastructuren die dit geweld kunnen indammen, of juist mogelijk maken? Voor het beantwoorden van die vraag moeten we verder uitzoomen dan Israël/ Palestina of Ukraine/Rusland en naar de grotere geopolitieke breuklijnen kijken. De wereld is op drift. De geopolitieke machtsverhoudingen verschuiven. Ik denk dat als het gaat om gevolgschade het deze grotere breuklijn is die in veel specifieke oorlogen doorspeelt. En voorlopig zal blijven doorspelen.

We zien het in Oekraine en nu weer in relatie tot Israël: de VS, met Europa in het kielzog, zet in op steun voor escalatie, militarisering en wapenleveranties. Voorlopig trekt er niemand aan de rem.

In plaats van het geweld te ontleden en te zoeken naar oorzaken en oplossingen, stelt de westerse politiek de huidige oorlogen voor als epische strijd tussen goed en kwaad. Hamas is ISIS en Poetin de duivel in het Kremlin. Net als in de ‘mondiale oorlog tegen het terrorisme’ is deze positie niet-onderhandelbaar: inboeten is onmogelijk als je tegen tirannen en terroristen vecht. Context, verdieping, nieuwsgierigheid naar de drijfveren van de vijand, ontbreken. Het Westerse recept is de harde lijn van escalatie: maximale sancties (zonder voorwaarden), militarisering en wapenleveranties. Een exit strategie ontbreekt. Veel is onzeker. Wel is het duidelijk dat militaire opschaling uitmondt in een toename van (burger)doden en destructie. En in het geval van Oekraine/Rusland een kans op nucleaire escalatie. Rusland heeft afgelopen woensdag (25 oktober) ballistische raketten afgevuurd tijdens een militaire oefening waarbij werd nagespeeld hoe de Russische strijdkrachten met een ‘massale nucleaire klap’ terugslaan na een kernaanval.

Hoe moeten we dit begrijpen? De Westerse escalatie-reflex is onderdeel van de unipolaire geopolitieke orde van na de Koude Oorlog – die zich machtig waant, maar zich ook bedreigd voelt. Het toont de hoogmoed, maar ook het provincialisme van de macht. Dertig jaar lang kon het Westen, met de VS als hegemon, haar wil opleggen aan de wereld. Dit gebeurde volgens het recept van neoliberaal militarisme: de inzet van militaire middelen om toegang tot markten en natuurlijke rijkdommen veilig te stellen, vaak onder de vlag van vrijheid en democratie. De VS heeft meer dan 800 militaire bases buiten haar grondgebied waarvan uit het (vaak in coalitieverband) snel kan ingrijpen als Amerikaanse nationale belangen worden bedreigd. De onzinnige oorlog in Afghanistan en de invasie van Irak konden straffeloos worden uitgevoerd en bleven zonder politieke gevolgen. Het veelvuldig gebruik van killer-drones in Jemen, Somalië, en Pakistan met duizenden burgerdoden, en de ‘precisiebombardementen’ --waaronder Hawija-- op Libië, Irak en Syrië waren nauwelijks nieuwswaardig. Brown University rekende dit jaar uit de Global War on Terror wereldwijd tot 4,5 miljoen burgerdoden heeft geleid. En dat is een conservatieve inschatting.  

In haar confrontatie met Rusland stuit het Westerse blok nu op weerstand. Niet langer de weerstand van opstandelingen en hun terreurmiddelen, of afvallige, voormalige bevriende dictators, maar van een getergde nucleaire grootmacht. Dit is een tegenstander van een andere orde. Bovendien een macht die verder opschuift richting China in de nieuwe multipolaire wereldorde. Het is noodzaak dit onder ogen te zien. Militaire escalatie is niet langer vrijblijvend. Wat we hier zien is dat oorlog niet uitsluitend gaat over strijd en vernietiging. Oorlog is ook een (altijd onzekere) herschikking van macht en orde. Nieuwe allianties ontstaan en oude verbrokkelen. De contouren van hoe de oorlog in Oekraine een kentering van de monetaire, economische en geopolitieke orde inluidt tekent zich af. In toenemende mate keren machtige landen zoals Brazilië en India en maar ook veel regeringen in Afrika en Latijns Amerika  zich openlijk af van de westerse militaire koers.

De stemming van de VN van afgelopen vrijdag illustreert dat wederom. Het is onwaarschijnlijk dat de VS haar plek als hegemoon zonder slag of stoot zal afstaan, en ik verwacht dan ook een verdere militarisering van de wereldpolitiek. Maar voorbij dit zwarte scenario liggen er wel degelijk kansen: waarbij kan worden ingezet op conflictdiplomatie, en een nieuwe multipolaire vredes-architectuur. Uiteindelijk zal het westen zich moeten leren verhouden tot de rest van de wereld op een nieuwe manier, en een multipolaire wereld leren aanvaarden. Door de hand uit te steken, in plaats van haar wil op te leggen. De vredesbeweging kan hierin het voortouw nemen door in te zetten op sterke wereldwijde transnationale vredesnetwerken. We moeten onszelf opnieuw leren verbeelden als daadwerkelijk post-koloniaal. Voorbij het hippe modewoord.

Kortom, we zullen “systeemgevoelig” moeten worden, stelde Merlijn Twaalfhoven zo treffend in het Parool. Want dit is, zo stelt hij, precies de tragiek van de huidige situatie. Al deze weerzinwekkende razernij heeft een oorzaak. Onder het spectaculaire geweld dat nu explodeert op onze schermen liggen politieke en materiele infrastructuren die ongelijkheid faciliteren, en machinaties van onderdrukking en kolonisatie. Dit is een vorm van geweld die traag, tergend en onzichtbaar voortwoedt. We zien het niet. Maar we maken er wel onderdeel van uit. Door de manier waarop we consumeren, onze stem uit brengen, ons veilig wanen, wegkijken.

Degenen die deze systemen in stand houden en daarmee de druk laten oplopen, zijn dus ook medeverantwoordelijk voor de ramp, uitbarsting of ineenstorting die hiervan het gevolg is. Dat is een uitdaging voor ons allemaal, te zien van welke systemen wij deel uitmaken.

Ik dwaal graag nog even af, maar een verhaal dat me sterk trof, toen ik vorige week de film Stray Dog van Kurosawa uit 1949 zag, die speelt in het Japan van net na de Tweede Wereldoorlog – de nucleaire oorlog.  

De jonge agent Murakami is nog maar net in dienst bij de politie in Tokio als op een hete namiddag zijn dienstwapen (een Colt 1), uit zijn jaszak wordt gestolen op een volgepropte lijnbus. In paniek achtervolgt hij de dief door de verlaten straten van een buitenwijk, maar verliest de man uiteindelijk uit het oog. Wanneer hij verneemt dat zijn wapen is gebruikt bij de beroving van een jonge vrouw, besluit Murakami op zoek te gaan naar zijn Colt. Wat volgt is een koortsachtige zoektocht naar zijn wapen door het ranzige nachtleven van Tokio en de grauwe achterbuurten en illegale marktplaatsen van de stad, vol kruimeldieven, wapensjacheraars, en pooiers. Murakami voelt zich bijna obsessief en persoonlijk verantwoordelijk voor het leed dat elk van de zeven kogels in zijn wapen zou kunnen veroorzaken, en doet er alles voor het terug te vinden.

Uiteraard gebruikt Kurosawa hier de kunst der overdrijving. Maar de bijna waanzinnige identificatie van zijn hoofdpersoon met het leed dat zijn wapen in verkeerde handen zou kunnen uitrichten, trof mij als een contrast met de wereld van vandaag.

Mind the unitary trap

Als afsluiting wil ik nog teruggaan naar hoe wij zelf, hier in Nederland, de vrede kunnen proberen te bewaren. Het is een bevinding uit het veld van conflictstudies: wat Rogers Brubaker (2004) de ‘unitary trap’ noemt. De valstrik van het eenheidsdenken. Een eenvoudige maar belangrijk les.

Ondanks dat we al snel spreken over ‘Oekraïners’ versus ‘Russen’, maar ook ‘Tamils’ tegen ‘Singhalezen’ of ‘Shia’ tegen ‘Sunni’ zijn het niet groepen of gemeenschappen, maar verschillende soorten organisaties die de hoofdrolspelers zijn in gewelddadige conflicten (staatsregimes, paramilitaire organisaties, bendes). Meestal is de relatie tussen organisaties in conflict en de groepen die zij beweren te vertegenwoordigen complex en ambigu. Toch zien we de gelijkstelling van organisatie en groep veelvuldig terug in de manier waarop mensen praten over oorlog en conflict. En de manier waarop ze het geweld rechtvaardigen. Ook nu weer.

Daarnaast is het 'groepsgevoel' van partijen in conflict nooit constant. Mensen kunnen zich oppervlakkig associëren met een groep, maar soms ook via intense vormen van interactie en organisatie zich sterk verbonden voelen. We moeten de relatie tussen deze graduaties van verbondenheid  problematiseren. Vaak vindt het 'cementeren' van identiteit en groepsgevoel plaats tijdens het verloop van een gewelddadig conflict. Een hoge mate van groepsgevoel is het gevolg en niet de oorzaak van gewelddadige conflicten.

Ook nu is dat onderscheid van belang, in de manier waarop wij spreken over oorlog. Het is nodig het onderscheid te maken tussen Hamas en de burgerbevolking in Gaza en de Palestijnse gebieden. De Israëlische staat, het leger, en de regering van Netanyahu, en de Israëlische burgerbevolking. Tussen individuen en gemeenschappen die zich buiten Israël identificeren als Joods, en de reeks organisaties die beweren hen te vertegenwoordigen. Net zo goed als dat wij als burgers van Nederland niet gelijk kunnen worden gesteld met de woorden van Premier Rutte, en de Nederlandse onthouding in de Algemene Vergadering van de VN.

Dit is precies het moment waarop het simplisme van de oorlogstaal haar meest dwingende gezicht laat zien. Er valt niet aan te ontsnappen: we zijn allemaal ons eigen studieobject geworden. Maar daarmee ook in staat een uitweg te vinden uit de necropolitiek.

Met woorden over wijsheid van Spinoza sluit ik af:

De vrije mens denkt over niets minder dan over de dood

Zijn wijsheid is niet een denken over de dood, maar over het leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten