maandag 30 mei 2022

Het 'vrije woord' vereist zelfkritische journalistiek



Op 10 mei dit jaar, vijf dagen voor de heiligverklaring van Titus Brandsma, ging er een brief naar de paus, ondertekend door katholieke journalisten en Vaticaan-correspondenten, waarin werd gevraagd om Brandsma aan te wijzen als beschermheilige van de journalistiek. Het idee verdient aandacht in het kader van actuele discussies over de (on)wenselijkheid van beperkingen aan het ‘vrije woord’. De wereld, zo signaleren de katholieke journalisten, heeft grote behoefte aan een heilige voorspreker ‘in deze tijden van desinformatie en polarisatie’. Maar dan wel een voorspreker, zou ik daar graag met enige aandrang aan willen toevoegen, die niet voor censuur pleit, maar voor meer zelfkritiek in de journalistiek.

Brandsma is zo’n verzetsheld in de strijd voor democratie en tegen dictatuur. In hem waarderen de briefschrijvers de man die zich teweerstelde tegen ‘de taal van haat en verdeeldheid’, ‘iemand die de diepere missie deelde die de journalistiek in de moderne tijd zou moeten drijven: een zoektocht naar waarheid en waarachtigheid, het bevorderen van vrede en dialoog tussen mensen’.

Men begrijpt: daar is meer over te zeggen. Hoe beschreef Titus Brandsma zelf zijn diepere missie?

Een van zijn interessantste teksten op dit punt is de rede die hij op 11 november 1931 hield in de Bergkerk in Deventer. Die droeg de titel ‘Vrede en vredelievendheid’. Daarin legde hij de nadruk op de individuele verantwoordelijkheid van de mens om zich af te vragen wat goed en kwaad is. Hij spreekt ons rechtstreeks aan: ‘En wij, die midden in de wereld staan, wij die meer dan we onszelve bewust zijn, worden beheerscht door de publieke opinie om ons heen, laten we ons eens afvragen, of ook wij wel worden geleid door de juiste voorstellingen van hetgeen de vrede in de menschelijke samenleving eigenlijk inhoudt.’

Met andere woorden, in zijn rede wijst Brandsma op een mogelijke spanning, een mogelijke tegenstelling, tussen de invloed die de publieke opinie op ons uitoefent en de ‘juiste voorstellingen’ waarnaar iedereen zou moeten streven en leven. Zijn ‘laten we ons eens afvragen’ maant tot introspectie. Er is moed voor nodig om die opdracht aan te vatten en te aanvaarden. ‘Ook wij’, schrijft hij, ‘missen de moed, in den volle zin des woords vredesapostelen te zijn.’ Toch moeten we ons inzetten voor het ideaal. Voor hem, als christen, lag dat ideaal in ‘de verheven vredesboodschap eens door Christus aan de wereld gegeven’.

Zoeken naar waarheid en werkelijkheid

Zodoende beweegt hij zich als voorvechter van vrije journalistiek weg van de algemene mening en de publieke opinie, naar de individuele opdracht toe om te zoeken naar de ‘juiste voorstellingen’. In een latere rede uit 1936 getiteld ‘De katholieke pers’ toont hij zich bewust van ‘de gevaren voor misleiding’, en ziet hij om zich heen een groeiende ‘behoefte aan beproefde leiding en voorlichting’. Het zoeken naar waarheid en werkelijkheid is namelijk lang niet altijd makkelijk. Hij gaf in 1931 in Deventer ook een opvallend idee van wat in zijn ogen een van de belangrijkste oorzaken is van ons plichtsverzaken en de geestelijke verwarring die onze taakuitvoering soms onmogelijk maken. Die oorzaak ligt volgens hem in het nastreven van zakelijk eigenbelang door overheersende politieke en sociaal-economische actoren in de maatschappij.

De concentratie van het kapitaal’, hij zegt het Marx min of meer na, ‘de onverantwoordelijkheid van dengene, die het kapitaal verstrekt, voor hetgeen daarmede wordt gedaan, verscherpen den klassestrijd en scheppen een sfeer van haat en vijandschap tusschen groote groepen der bevolking, vooral omdat uit de bedrijven haast elk gevoel van liefde wordt gebannen, alles zakelijk wordt behandeld en naar het eigen belang afgewogen.’ De gangbare naam voor informatie die ‘naar het eigen belang afgewogen’ is, en toegesneden op de bevordering van politieke doelen, is propaganda.

Analyse van de rede van Brandsma legt dus een matrix bloot van factoren die met elkaar verband houden, en die op het functioneren van journalisten inwerken: publieke opinie, propaganda, ‘juiste voorstellingen’ en eigen verantwoordelijkheid. De dominantie van het eigenbelang in het kapitalisme maakt dat de journalist – en de christen – zich doorlopend moet afvragen waar waarheid en werkelijkheid nu eigenlijk te vinden zijn. Parallellen dienen zich aan met de manier waarop de latere kritische mediasociologie het ideaal, of de fictie, van het vrije woord heeft geconfronteerd met de manipulatie van massamedia door overheden en grote bedrijven.

Strijders voor het vrije woord

Maar dan de Friese actualiteit. In zijn lezing ‘Journalisten als strijders voor het vrije woord’, gehouden op het Sieperda-symposium over nieuwscultuur in Fryslân, 8 april jongstleden in Leeuwarden, schilderde publicist Bert de Jong een beeld van de tegenwoordige journalist als een slagvaardig scheidsrechter tussen ‘waar en onwaar’. Het verschil daartussen is een bron van onenigheid, De Jong schrijft: ‘Journalisten worden gedwongen om twee- of driedubbel te bewijzen dat het waar is wat met eigen ogen gezien is of wat eigen oren hebben gehoord. Zij moeten – met in sommige gevallen als offer hun eigen leven – zo hun moeilijke werk doen.’

Gelukkig is er nog een grote groep burgers, gaat De Jong verder, ‘die feiten en verhalen voor waar wil aannemen en daarmee ook onze vrijheid beschermt en in het bijzonder die van het vrije woord. Maar er is ook een grote groep die overspoeld wordt door de complexiteit van moderne informatiestromen en van hun ongeloof een geloof maakt. De ontkenning van de werkelijkheid is zo ongeveer de grootste bedreiging van de journalistieke vrijheid.’

Ongetwijfeld is zo’n betoog mede ingegeven door de informatiepaniek die het Covid-beleid in Nederland en in het buitenland heeft begeleid. In de dreigende anarchie van nepnieuws trapt de schrijver in navolging van Twitter, Facebook en YouTube op de rem van het vrije woord. Niet om het te redden, maar om de maatschappelijke ordening te beschermen tegen de geadverteerde chaos die kan ontstaan als een groot deel van de bevolking het niet eens is met de overheid en de macht. Van die denkwijze bleek al iets in de brief van de journalisten, waar ze Brandsma noemen in verband met hun behoefte aan zekerheid in barre tijden van nepnieuws.

Maar de discussie over het vrije woord gaat natuurlijk verder dan historische incidenten die kunnen worden aangegrepen voor zijn inperking. Het knappe van het denken van Titus Brandsma, toegepast op de journalistiek, is dat hij negentig jaar geleden de journalistieke blik al problematiseerde in plaats van fixeerde. Hij stelde juist dat het moeilijk kan zijn om in het geweld van publieke opinie en propaganda ‘juiste voorstellingen’ te formuleren over waarheid en werkelijkheid en je eigen positie daarin. Niet altijd slaagt men in die opdracht. Niet altijd heeft men genoeg informatie voor een overtuigend beeld. Falen is menselijk. Vaak is aanpassing en nuancering nodig.

Het journalistieke product is dus niet per definitie waar of zelfs maar waarachtig, ook al wil men het graag zo zien. Het mag op z’n best een poging ertoe zijn, de formulering van een perspectief. Het laat ruimte voor alternatieven. En precies daarin bestaat de vrijheid van het vrije woord waarvoor Titus Brandsma is gestorven. Omdat hij waarschuwde tegen nazi-propaganda die het wilde afschaffen.

Informatiemaatschappij

Hoewel jaarlijks tientallen journalisten over de hele wereld bij de uitoefening van hun vak komen te overlijden, is het werk van de grote, grote meerderheid in de beroepsgroep natuurlijk minder spannend of, zo u wilt, minder voorbeeldig of heldhaftig dan de biografie van Titus Brandsma zou kunnen suggereren. De moderne informatiemaatschappij veroordeelt de journalist meer en meer tot de rol van pion in een oneindig schaakspel, wiens taak het is om in grote lijnen te illustreren wat in politieke, economische of culturele machtscentra is uitgedacht en bedoeld om naar onderen door te druppelen.

Zelf kan de journalist daar niet zo heel veel tegen doen of aan toevoegen. Hij weet dat ook wel. Hij is zich er goed van bewust en maakt er naar ruimte en vermogen het beste van. Zo steekt de informatiemaatschappij op dit moment in elkaar; zijn benauwdheid heeft oorzaken. Op z’n minst een drietal dient zich aan: een economische, een technologische en een politieke oorzaak.

Ten eerste: de neoliberale nadruk op rendement, efficiëntie, commercie en reductie van de publieke sector sinds de negentiger jaren van de vorige eeuw. Die heeft veroorzaakt dat de traditionele werkgevers van de journalist – kranten, bladen, nieuwsorganisaties – hem steeds minder ruimte kunnen bieden, minder tijd en minder collega’s, om zijn eigen verantwoordelijkheid in de zoektocht naar ‘juiste voorstellingen’ van waarheid en werkelijkheid – de christelijke opdracht van Titus Brandsma – waar te maken.

Op de tweede plaats heeft de verschuiving, na 2000, van drukpers, radio en televisie naar een divers en gedemocratiseerd medialandschap van sociale media, vlogs, blogs, streams en ga maar door, de journalist beroofd van zijn uniciteit. Jazeker, hij heeft wel veel meer informatie dan eertijds tot z’n beschikking, maar uitzoeken en weging nemen tijd, tijd is geld, en hij is niet langer het enige doorgeefluik, de officiële verspreider van informatie en meningen. Hij moet concurreren met andere media, andere informanten, andere informatie. All the news that’s fit to print wordt all the news that’s fit to click. Daarom heeft hij belang bij een hechte, liefst commercieel vruchtbare relatie met de nieuwsproducenten, i.e. met de macht.

En als laatste: de capaciteit, het vermogen van politieke en economische centra om te beïnvloeden en te vormen wat als waarheid en werkelijkheid wordt gezien, waarover gesproken kan worden en waar niet over, wat tot het discours behoort en wat niet, dat vermogen is, mede dankzij beide al genoemde oorzaken, explosief toegenomen. Iedere journalist vindt drie, vier voorlichters of communicatiemedewerkers tegenover zich. Elke dag. Dat drukt op zijn individuele oordeel en overtuiging. Journalistiek die een commercieel interessant bereik wil hebben, moet, het zij op grotere of kleinere afstand, op hoofdpunten agenda’s volgen en prioriteiten bevestigen.

Actuele betekenis

Bezien in dat krachtenveld, in het kader van zo’n maatschappij- en nieuwsstructuur, krijgt de betekenis van Titus Brandsma’s voorgeleefde denken over het vrije woord volgens mij het meeste reliëf. ‘Laten we ons eens afvragen’, is de actuele kernboodschap van zijn lezing uit 1931, ‘of ook wij wel worden geleid door de juiste voorstellingen van hetgeen de vrede in de menschelijke samenleving eigenlijk inhoudt.’

In onze tijd is er reden te over om die gewetensvraag te stellen. Doorlopend te stellen. Journalisten zien lang niet altijd meer, als het al ooit het geval is geweest, met eigen ogen of horen met eigen oren wat waarheid en werkelijkheid is. Vaak zien en horen zij – u, ik ook – wat anderen, die het kunnen betalen, willen dat ze zien en horen. En de juiste interpretatie en conclusie worden gratis meegeleverd. Het is nooit anders geweest. Maar nu steeds grotere massamedia dichter en dichter aankruipen tegen de macht, nu nieuwe technologieën als nooit tevoren grootschalige beïnvloeding mogelijk maken, maar ook alternatieve narratieven vooral in sociale media ruimte opeisen, nu vraagt de matrix van Titus Brandsma met z’n nadruk op persoonlijke verantwoordelijkheid extra dwingend de aandacht van journalisten.

Als hun vrije woord niet vrij is van publieke opinie en propaganda, als het niet los te zien is van maatschappelijke processen, belangen en machtsverhoudingen, als waarheid en werkelijkheid grotendeels worden gemaakt, dan staan journalisten in een democratie voor de taak om zichzelf, hun vak en hun publiek daar rekenschap van te geven. Bij alles wat ze zeggen, schrijven of filmen. Goede journalistiek, iedere zoektocht naar waarheid en waarachtigheid in de geest van Sint-Titus, problematiseert (ook) zichzelf.


Abe de Vries is journalist en eindredacteur bij het Friesch Dagblad. Dit artikel werd op 28 mei 2022 gepubliceerd in de bijlage Wykein van het FD. 



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten