In Engeland doet men de menschen, die gewoonlijk een andere taal dan de Engelsche spreken, zulks invullen op het biljet voor de volkstelling.
,,Doet men dit ten onzent ook voor het Friesch?” vraagt de Nieuwe Ct. quasi-naïef.
Wel neen, waarde Nieuwe Ct.!
In het Hollandsch sprekende deel van Nederland, dat toevallig het grootste en meest belangrijke is, doet men gewoonlijk, alsof er door beschaafde menschen geen Friesch gesproken wordt, laat staan, dat men een Friesche literatuur zou erkennen. Wat weet een doorsnee-Hollander van ’t Friesch, van de oude taal, die de zijne voor de helft gevormd heeft, - erger: wat wíl hij er van weten? Hij geniet van ’t hakkel-rijm, waarmee pas aan de H.B.S. ontsnapte, in geestelijk opzicht ,,yet mar just mei de beide einen ta de broek út” zijnde jongelieden de 1001 letterkundige tijdschriften vullen, die er in zijn land verschijnen en… verdwijnen. En hij stotterleest Fransch, Duitsch en Engelsch. Maar dat er ergens in zijn landje iets goeds geschreven zou worden in ’n taal, een heusche taal, die géén Hollandsch is, - och kom! Dat gelooft hij bij traditie niet. Nederland is Holland, ook in taal, van den hoofdschedel tot den voetzool, d.i. van Delfzijl tot Maastricht.
Nederlandsche hoofdbladen vertellen hunnen lezers iets van den taalstrijd der Polen; van ’t Noorsch, dat zich tegenover ’t in Noorwegen officieel in gebruik zijnde Deensch laat gelden; van de Welsche literatuur in Wales, van het Tsjechisch, dat zich staande houdt tegenover de propaganda der Al-Duitschers, en bovenal, ja bijna elken dag, van der Vlamingen geworstel.
Maar over onze Friesche taalbeweging zwijgen ze gewoonlijk, of ze nemen de zaak als ’n onschuldig verzetje, dat ,,menschen uit de provincie”, - ja, ja, ,,iemand uit de provincie”, zoo heet je tegenwoordig ook al in Nederland, als je ’n stap of wat buiten ’n erg groote stad woont, inplaats van daarbinnen! – nu eenmaal moeten hebben, bij wijze van doode musch, en omdat je, als provinciaal, niet zoo van het leven kunt profiteeren als ’n kleinhollandsch grootstedeling, zelfs niet als ’n gelukkig gesternte je uit je achterhoek toch naar een dier brandpunten van Nederlandsche – neen, alsjeblieft Hollandsche! – beschaving geleid heeft. Want dan voel je je daar als een kat in een vreemd pakhuis!
Zoo staat in Holland de massa tegenover het Friesch.
En daarvan komt het dat ook de overheden het en bagatelle nemen. Waartoe zou het dienen, te weten, hoeveel menschen er Friesch spreken?
(s. n. [J.J. Hof], Nieuwsblad van Friesland, 28 jannewaris 1911)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten